Gedeporteerde Balten wachtte in Siberië een gruwelijk lot
„In 1989 ging ik met een aantal ex-gedeporteerden terug naar de Laptevzee. We wilden de graven van onze familieleden zoeken en de beenderen mee naar Litouwen nemen. We vonden ook dat van mijn moeder. Mijn hart explodeerde. Ik kon haar naar huis brengen en begraven, het mooiste wat ik voor haar heb kunnen doen.”
De fotografe Claudia Heinermann tekende de woorden op uit de mond van de 94-jarige Irena Valaitytė. Valaitytė is Litouwse en een van de 600.000 Baltische burgers die Sovjetleider Jozef Stalin vanaf 1940 naar Siberië liet deporteren. De Litouwse overleefde de deportatie en keerde terug naar haar land.
Heinermann hoorde voor de eerste keer van de deportaties toen zij in Litouwen bezig was met een project over zogenaamde wolfskinderen. Dat zijn kinderen uit Oost-Pruisen die na de Tweede Wereldoorlog door de Baltische bossen zwierven op zoek naar voedsel en onderdak. Heinermann: „Deze kinderen vluchtten voor de Russen naar Litouwen. Boeren namen hen in huis met het risico naar Siberië te worden gestuurd. Ik nam me toen voor om me in de deportaties van burgers uit de Baltische staten naar Siberië te gaan verdiepen.”
Heinermann kende de goelags, de strafkampen waar miljoenen Sovjetburgers dwangarbeid moesten verrichtten en velen het leven lieten. Ze wist echter niet dat vrouwen en kinderen ook naar andere afgelegen gebieden werden verbannen om dwangarbeid te verrichten.
Vanaf 2016 reisde de van oorsprong Duitse fotografe vele malen naar Estland, Letland en Litouwen om met hoogbejaarde overlevenden te spreken en ze te fotograferen. Over haar reizen bracht ze twee fotoboeken uit. Het derde verschijnt in mei.
In het Nederlands Fotomuseum in Rotterdam loopt nu een fototentoonstelling van Heinermann over de deportaties van de Baltische burgers. De presentatie is verdeeld over drie zalen met elk een eigen thema: massadeportatie, vrijheidsstrijders en atoomgoelag.
Veertig graden vorst
„De eerste Litouwers die naar het noorden van Siberië werden gedeporteerd, moesten zich zien te redden bij 40 graden vorst”, vertelt Heinermann in de eerste zaal, waar een serene stilte heerst. De fotografe staat bij een landkaart; ze wijst naar de Laptevzee. „Vrouwen, kinderen en grootouders werden daarnaartoe gebracht terwijl er geen huizen waren en ze geen kleding hadden die hen tegen de kou beschermde. Ik vond dat zo heftig. De eerste bannelingen moesten met niets dan boomstammen, die ze uit de rivier trokken, hun eigen onderkomens bouwen. In de lange winter daalden de temperaturen naar min 40 graden. Als je niet werkte, kreeg je geen eten. Als een moeder ziek was hadden ook haar kinderen niets te eten. Het eerste jaar kregen de mensen trouwens alleen maar brood. Waarom breng je vrouwen met baby’s naar zo’n oord? Het kon Stalin niets schelen dat de mensen stierven. Hij stuurde gewoon weer een nieuwe ploeg om de opengevallen plekken op te vullen. De bedoeling was dat er uiteindelijk visindustrie in het gebied moest komen. Stalin wilde vis voor zijn soldaten. De Tweede Wereldoorlog was nog gaande.”
Heinermann loopt naar de imposante foto van Irena Valaitytė, van wie de vader werd geëxecuteerd omdat hij beroepssoldaat was. Valaitytė kijkt, net als alle andere geportretteerden, de bezoeker recht in de ogen. Naast de foto staan een paar citaten van de Litouwse, die in de nacht van 14 juni 1941 met haar moeder en broer werd opgepakt en gedeporteerd. „We hadden altijd honger. Het eten was structureel te weinig. Veel mensen kregen scheurbuik, sommigen stierven.” Haar moeder overleed in 1946. „Mijn broer en ik waren radeloos en voelden ons volkomen verloren.”
Irena Valaitytė ging in 1989 met een aantal andere ex-gedeporteerden terug naar het verbanningsoord aan de Laptevzee. Heinermann: „Het is typisch dat de Litouwers wel toestemming kregen om hiernaar terug te keren, maar dat ze hun overleden geliefden niet mee terug mochten nemen. Maar dat hebben ze toch gedaan. Doordat de overledenen in de permafrost, grond die nooit helemaal ontdooit, waren begraven, waren hun lichamen gemummificeerd. De nabestaanden maakten loden en houten kisten en lieten die als boekenkisten naar Litouwen versturen. Dat vind ik zo’n mooi bewijs van verzet tegen de Russische autoriteiten.”
Bossen
Metershoge, op doek geprinte foto’s van bossen omlijsten de tweede zaal. De imposante blikvangers vormden de schuilplaats van de partizanen die het opnamen tegen de Sovjets. Heinermann: „In 1944 verdreef het Rode Leger de Duitse soldaten en begon de tweede Sovjetbezetting van de Baltische staten. De Balten wisten door de bezetting van 1940-1941 wat hun te wachten stond: executies, massadeportaties en onderdrukking. Toen zagen de mensen het niet aankomen. In 1944 wel. Daarom was de bereidheid onder de bevolking om in het verzet te gaan groot. De mannen, de meesten niet ouder dan 17 of 18 jaar, wilden ook niet gemobiliseerd worden om met de Russen tegen de Duitsers te vechten. Ze wilden juist de wapens tegen de Russen opnemen. Om niet opgeroepen te worden gingen ze de bossen in.”
De Litouwer Jonas Kadžionis is een van de hoofdrolspelers in zaal 2. Voor Heinermann liet hij zich in zijn uniform fotograferen. „Jonas had zo’n indrukwekkend verhaal. Ik heb hem niet één, maar wel vier keer bezocht.”
De inmiddels 95-jarige Kadžionis sloot zich aan bij de partizanen nadat een van zijn broers bij gevechten met de Sovjets was omgekomen en de rest van zijn familie was gedeporteerd. „Toen ik het nieuws hoorde, huilde ik als een klein kind. De Sovjets hadden alles van me genomen wat me lief was.”
Via de partizanen ontmoette Kadžionis Malvina, zijn toekomstige vrouw. Heinermann: „Het is ontroerend om zo’n oude man over de liefde van zijn leven te horen praten. Hij beschreef haar als een ster aan de hemel die onbereikbaar leek.”
Jonas en Malvina werden een stel en gingen samen verder bij de partizanen. Malvina raakte zwanger terwijl ze in de bossen in een ondergrondse hut leefden. Jonas: „Daar konden we geen kind grootbrengen en we wilden hem zo snel mogelijk in veiligheid zien te krijgen. We hadden een betrouwbare vrouw gevonden die voor onze zoon Antanas wilde zorgen. Ik kuste mijn zoon en gaf hem mee aan haar. Maar toen zij thuiskwam met een baby begon haar man te twijfelen. Hoe moesten ze uitleggen waar het kind ineens vandaan kwam? Ze besloten Antanas langs de weg te leggen om hem even later weer op te halen, zodat ze konden zeggen dat ze de baby hadden gevonden. Maar toen ze op de plek terugkwamen was de baby weg. Een kinderloos echtpaar had de baby langs de weg zien liggen en hem mee naar huis genomen. Het was een liefdevol stel dat Antanas opvoedde als was hij hun eigen zoon.”
Jonas en Malvina werden in 1953 opgepakt en tot 25 jaar strafkamp veroordeeld en 5 jaar ballingschap. Heinermann: „Jonas heeft de volle 25 jaar uitgezeten. Toen hij eind jaren zeventig vrijkwam had hij geen leven in Litouwen. De Russen scholden hem uit voor bandiet. Hij is toen met zijn vrouw naar Kaliningrad gegaan, in het voormalige Oost-Pruisen. Net voordat de Sovjet-Unie uit elkaar viel ging hij terug naar Litouwen. Daar was de vrijheid in zicht waar hij en Malvina voor hadden gevochten.”
De Russische inval in Oekraïne komt hard aan bij de overlevenden van de deportaties. Heinermann loopt naar een grote foto waarop de in 1925 geboren Letse Liidija Lasmane prijkt. „Zij was zo aangeslagen door de invasie dat ze fysiek niet in staat was om een interview te geven.”
Net als veel andere Balten hielp Lasmane de partizanen, vertelt Heinermann. „De partizanen konden alleen functioneren met hulp van de lokale bevolking. Die bracht voedsel, medicamenten en informatie. Om de partizanen heen stond dus een veel grotere groep die hen hielp.”
Waterstofbom
Heinermann loopt naar de laatste zaal. Aan de wand is in slow motion een filmpje uit 1953 te zien met de ontploffing van de eerste waterstofbom van de Sovjet-Unie. De explosie had plaats bij Semipalatinsk in Kazachstan.
„Ik was in Estland bij een herdenking van de tweede massadeportatie. In het persbericht las ik dat ook de mensen werden herdacht die in contact waren gekomen met radioactieve straling. Ik dacht: wat is het verhaal hier achter?”
Het antwoord staat met grote letters op de muur: „Stalin gaf na de Tweede Wereldoorlog direct bevel tot de ontwikkeling van kernwapens. Na de Amerikaanse bommen op Hiroshima en Nagasaki zag hij dat de Verenigde Staten voorop liepen met wapens. Van Stalin moest het machtsevenwicht worden hersteld.”
Heinermann vult de tekst aan: „Alles werd in het werk gesteld om Stalin op zijn wenken te bedienen. Gevangenen uit de goelag werden ingeschakeld om laboratoria, kernreactoren en fabrieken te bouwen en om uranium te delven voor de productie van radioactieve brandstoffen.”
Een grote foto van de Estlandse Marju Toom, geboren in 1939, hangt aan de muur „omdat zij op de steppe getuige was van de kernproef. Zij zag op grote afstand de wolken koken.” In 1949 was Toom met haar moeder uit huis gehaald en samen met 20.000 andere Esten naar Zuid-Siberië, naar de grens met Kazachstan, gedeporteerd.
Begin jaren negentig las Toom in een boek over de nucleaire testlocatie in Kazachstan. Ze begreep toen voor het eerst dat ze vijf jaar lang naast een nucleair testgebied had gewoond.
Op een andere afbeelding staat Ageeda Andrea Paavel. De in 1930 geboren Estlandse heeft in een mijn in Siberië stukken uraniumerts verzameld. „Ze vertelden ons hoe de brokken eruitzagen die we moesten dragen, maar niet dat die radioactief waren. Het was uraniumerts, maar we hadden toen geen idee hoe gevaarlijk dat voor onze gezondheid was. De mannen die in de mijnen uraniumerts dolven hadden geen beschermende kleding of wat dan ook. Ze hielden het een paar maanden vol en stierven daarna. Dan kwam er weer een nieuwe ploeg. Zo ging dat maar door.”
„Ik ben er helemaal stil van”, merkt een bezoeker op tegen Heinermann. „Het is gewoon afgrijselijk. In Oekraïne gebeurt momenteel precies hetzelfde.” Een andere man die met hem meeloopt valt hem bij: „Ja, je snapt nu dat Oekraïne hard tegen Rusland vecht. Wat je ziet en leest, raakt je fysiek. Ik ben er ziek van.”
De mannen onderstrepen dat Heinermanns fototentoonstelling “Baltische getuigenissen van Sovjetonderdrukking” indrukwekkend is.
”Siberian Exiles: Baltische getuigenissen van Sovjetonderdrukking” is tot en met 21 mei te zien in het Nederlands Fotomuseum in Rotterdam. Van de driedelige fotoboekenserie ”Siberian Exiles” kost deel 1 85 euro en deel 3 75 euro. Deel 2 verschijnt medio mei. Claudia Heinermann geeft de boeken uit in eigen beheer.