Op 21 februari stemde een kleine meerderheid van de Tweede Kamer in met een SGP-motie waarin Weerwind werd gevraagd de voor en tegens van een nog strengere representativiteitstoets voor dergelijke clubs in kaart te brengen. Aan de hand van die toets moeten de betreffende organisaties duidelijk maken namens wie of wat zij optreden.

Weerwind wijst er echter op dat het artikel uit het Burgerlijk Wetboek dat over dergelijke collectieve acties gaat in 2020 nog is aangevuld met het van kracht worden van de Wet afwikkeling massaschade in collectieve actie (WAMCA). In de wet is toen expliciet een extra bepaling opgenomen die betrekking heeft op collectieve vorderingen. Belangenorganisaties mogen die pas indienen als zij voldoende representatief zijn; ook wanneer het gaat om ideële vorderingen waarbij geen schadevergoeding wordt geëist, zoals bijvoorbeeld in de Urgendazaak het geval was. Rechters horen dat standaard te toetsen. Weerwind haalt diverse vonnissen aan, waaruit blijkt dat dit ook gebeurt.

Over de voors en tegens van deze aangescherpte toets wordt wisselend gedacht. Maar omdat de WAMCA in 2025 wordt geëvalueerd en ook het in 2020 aangescherpte vereiste van voldoende representativiteit bij dat onderzoek wordt betrokken, vindt Weerwind het niet nodig voorafgaand daaraan nu een aparte verkenning uit te voeren.

SGP en BBB reageerden maandagavond op Twitter verontwaardigd op dat besluit. „Het kabinet begint de Kamer langzaam te behandelen als een tweederangs adviesorgaan”, schreef BBB-woordvoerder Alexander Hendriks, die erop wijst dat ook de coalitiepartijen VVD en CDA de SGP-motie steunden. Het laatste woord is hier nog niet over gesproken, aldus Hendriks. „Het kabinet lokt hiermee de inzet van zwaardere parlementaire middelen uit.”