Meditatie: Jezus’ sterven
2 Timotheüs 1:9
„Die ons heeft zalig gemaakt en geroepen met een heilige roeping niet naar onze werken, maar naar Zijn eigen voornemen en genade, die ons gegeven is in Christus Jezus, voor de tijden der eeuwen.”
Jezus’ dood is zo geschikt, dat al Zijn deugden volkomen daarin uitblinken: een lijden en een dood waar het leven en de onsterfelijkheid uit voortkwam (2 Timotheüs 1:9,10 en Hebreeën 2:14). Een verbreking van ziel en lichaam, tot vereniging van God met de gevallen mens, tot bevrediging van twee volken, zo dood vijandig, zo onverzoenlijk tegen elkaar, Joden en heidenen. Een dood waar haat en liefde samenvloeien, haat tegen de zonde en liefde tot Zichzelf, tot Zijn Zoon, en tot Zijn gunstelingen. Een dood waar barmhartigheid en heiligheid elkaar omhelsden, omdat gerechtigheid en genade elkaar kusten, omdat waarheid en vrede samen gingen.
Hier ziet u ook de grondeloze liefde van de Borg Christus Jezus, Die Zichzelf zo gewillig zo volvaardig, met zo veel dapperheid en heldenmoed heeft willen overgeven, en Zich vernietigen, en Zich vernederen tot de dood van het kruis. Hoewel Hij Zijn erfdeel niet anders dan door de dood kon verkrijgen, het schrikte Hem niet af, want de ijver van het huis van Zijn Vader verslond Hem (Psalm 69:10). De liefde tot ’s Vaders geschonden deugden, en de verlossing van Zijn broeders, die Hem in de raad van de vrede gegeven waren, de wraak tegen de zonde en de satan, als de tiran ten opzichte van God, hoewel hij een rechtvaardige was ten opzichte van de zondaar, drong Hem.
Frederik van Houten, predikant te Middelburg
(”Het weergaloos groot Goed”, 1725)