Ds. Spoor houdt kerkdienst met afgewezen asielzoekers die wachten op uitzetting
Een zwangere vrouw die terug moet naar Vietnam. Of een 8-jarige jongen die met zijn ouders op het vliegtuig wordt gezet naar Kazachstan. Zulke mensen ontmoet ds. Joop Spoor in de gesloten gezinsvoorziening (ggv) in Detentiecentrum Zeist. Soms geeft hij afgewezen asielzoekers vlak voor het moment van hun uitzetting nog eenmaal de zegen mee.
Op de eerste verdieping in het centrale gebouw van de ggv heeft de dienst geestelijke verzorging een eigen ruimte. Hier kunnen mensen met uiteenlopende geloofsovertuigingen terecht. Aan de ene kant staat een minbar, de preekstoel van de imam. In een andere hoek springt een Mariabeeld in het oog, naast een standaard met waxinelichtjes voor wie een kaarsje wil branden. De Bijbel ligt opengeslagen bij Johannes 5.
Aan een van de wanden hangt een schilderij van Jezus en Zijn leerlingen in een schip. Op de tafel ervoor ligt onder meer een Georgische Bijbel naast enkele christelijke boeken, zoals ”Het kruis in de asfaltjungle” van David Wilkerson en ”Jezus onze bestemming” van Wilhelm Busch.
Elke zondagmiddag om één uur wordt in deze zaal een kerkdienst gehouden. Een van de vaste voorgangers is ds. Spoor (77), die samen met een rooms-katholieke geestelijke en een imam aan de ggv verbonden is. In het verleden werkte hij jarenlang voor de interkerkelijke stichting Epafras onder Nederlandse gedetineerden in het buitenland.
Twaalf jaar geleden ging ds. Spoor, predikant binnen de Protestantse Kerk in Nederland (PKN), met emeritaat. Enige tijd later benaderde justitie hem met de vraag om als geestelijk verzorger aan de slag te gaan in het Justitieel Complex Schiphol en op twee detentieboten in Zaanstad, locaties waar uitgeprocedeerde asielzoekers of illegale vreemdelingen verbleven in afwachting van hun uitzetting.
De emeritus predikant reageerde positief. „Vanaf 1978 had ik in buitenlandse gevangenissen altijd criminelen bezocht. Het leek me mooi om nu in een gevangenis met niet-criminelen om te gaan.” De situatie op de detentieboten –ze bestaan niet meer– noemt hij „verschrikkelijk”. „Veel twintigers en dertigers zaten daar langdurig, terwijl ze niks omhanden hadden. Heel uitzichtloos.”
Zo’n vier jaar geleden werd ds. Spoor geestelijk verzorger in de ggv voor uitgeprocedeerde asielzoekers met minderjarige kinderen, die in 2014 werd geopend als onderdeel van Detentiecentrum Zeist. De bewoners, afkomstig uit vele landen, verblijven binnen de hekken van het justitieel complex, in afwachting van een gedwongen vertrek uit Nederland, op een eigen terrein. Bij hun bungalows bevindt zich een tuin met speelvoorzieningen voor de kinderen. Ds. Spoor: „Het is een gevangenis, maar ruimer opgezet, waardoor het minder zo voelt.”
Toga
Tijdens de zondagse diensten in de ggv heeft ds. Spoor een witte toga aan. „Elders draag ik een zwarte toga met witte bef, maar in het gevangeniswezen doet niemand dat. Bezoekers van de diensten moeten niet het idee krijgen dat ze in de rechtbank zitten en dat ik de rechter ben.”
De ene keer zitten er vijf mensen onder zijn gehoor, een andere keer vijftien. „Je weet het van tevoren nooit. Ik heb het ook weleens meegemaakt dat er niemand was. Toen liep ik een rondje over het terrein en sprak wat mensen aan. Zo ontmoette ik iemand die wel naar de kerk wilde, maar niet wist dat er een dienst was. Die kwam alsnog. Ik kwam ook een keer een jongetje tegen dat goed Nederlands sprak. Ik vroeg hem: Ga je weleens naar de kerk? Ja, zei hij, naar De Hoeksteen. Dat was de kerk in de buurt van het azc waar het gezin eerder had gewoond.”
Afhankelijk van de achtergronden van de bezoekers spreekt ds. Spoor meestal „heel eenvoudig Engels” en soms Frans. „Onlangs was er iemand uit Wit-Rusland die het Engels goed beheerste. Ook sommige Ghanezen spreken die taal vloeiend. Maar als ik aan mensen vraag of ze Engels verstaan, is het antwoord vaak: Een héél klein beetje.”
Rituelen
De voorganger probeert de aanwezigen zo veel mogelijk bij de dienst te betrekken. Als hij vooraf weet dat er Vietnamezen zijn, zoals onlangs het geval was, neemt hij een printje van de Schriftlezing mee in hun taal, via de website Bible Gateway. „Ik liet het een van de vrouwen in haar eigen taal voorlezen. Daarna vertelde ik iets over wat we gelezen hadden, in de hoop dat dit hen wat dichter bij God brengt of hun geloof versterkt.”
Ds. Spoor kiest voor zijn preek vaak een Bijbelgedeelte dat enigszins aansluit bij de onzekere omstandigheden van de bezoekers. Hij noemt als voorbeeld de storm op het meer, die door Jezus wordt gestild. Ook speelt hij tijdens elke dienst enkele liederen af op een cd, waarbij mensen kunnen meezingen. „Vaak laat ik ”Welk een Vriend is onze Jezus” horen, evenals ”Amazing grace”. Onder dat laatste lied zie ik vaak de tranen komen. Soms loop ik dan even naar iemand toe en leg een hand op een schouder.”
Juist waar de taal een barrière vormt, krijgen rituelen extra betekenis, zegt de predikant. Zo kunnen bezoekers van de dienst altijd een kaarsje aansteken. „Dat is voor sommigen een belangrijk moment. Ik denk aan een vrouw die opstond en rustig naar de tafel met kaarsen liep. Daar ging ze eerst bidden en daarna stak ze een kaars aan. Als mensen weinig of niets verstaan van wat ik zeg, kunnen ze altijd nog in hun eigen taal bidden.”
Na de dienst drinken de kerkgangers een kopje koffie of thee met de predikant en een vrijwilliger van een kerk uit de buurt (Zie ”Soms kom ik met tranen in de ogen uit de dienst”). Kerken zorgen bij toerbeurt voor bloemen in de dienst. „De ene keer komen ze van een katholieke, de andere keer van een christelijke gereformeerde kerk. Aan de bloemen zitten kaartjes met een groet. Na afloop mogen de mensen die meenemen.”
Rolstoel
Doordeweeks is ds. Spoor –„als vrijwilliger”– beschikbaar voor persoonlijke gesprekken met bewoners van de ggv. Hij spreekt vooral mensen met een christelijke achtergrond. „Sommigen zijn niet zo kerkelijk, maar vinden het wel fijn als ik met hen wil praten over het leven en hoe zij dat ervaren.”
In de gesprekken ervaart hij de spanning waarin de mensen verkeren. „Ze moeten weg uit Nederland, maar willen niet terug naar hun land. Sommigen spreken over hun vertrouwen op God en hopen sterk op een wonder waardoor ze uiteindelijk toch in Nederland mogen blijven. Soms vraag ik dan of ze ook op God vertrouwen als ze wél terug moeten. Is je geloof daartegen bestand of geloof je alleen als je hier mag blijven?”
De persoonlijke verhalen van de vreemdelingen grijpen de predikant geregeld aan. Hij denkt aan een oudere vrouw in een rolstoel, uit Kazachstan. „Zo kwetsbaar.” En aan een jonge Vietnamese vrouw, die zes maanden zwanger was. „Ze moest terug naar Vietnam. Waar is de vader? vroeg ik. Hij bleek in een gevangenis in Duitsland te zitten.” De ogen van de predikant schieten vol tranen. „Hartverscheurend.”
Het raakt hem ook als hij een kind ziet dat in Nederland is geboren en dat met zijn ouders terug moet naar het land waar zij vandaan komen. „Zoals een jongetje van acht dat naar Kazachstan moest, een land dat hij helemaal niet kende”, zegt hij, opnieuw geëmotioneerd. Na een korte stilte: „Gevoelsmatig denk ik: laat hen toch hier blijven, maar ik weet op zo’n moment ook dat dit irreëel is.”
Wake
De raden van kerken in Zeist en Soest organiseren één zondag per maand een zogeheten wake bij het Detentiecentrum Zeist. Voor de toegangspoort komen mensen samen om te zingen en te bidden. „Op die manier leven ze mee met de mensen die daar zitten. Bij het Justitieel Complex Schiphol gebeurt dat eveneens. Er zit soms ook een actie-element in, gericht tegen het opsluiten van mensen. Daar bemoei ik me niet mee. Politiek gezien mag ik denken wat ik wil, maar dat uit ik niet. Ik zou trouwens niet weten hoe je alle problemen rond vreemdelingen moest oplossen.”
Geregeld weet ds. Spoor dat hij een afgewezen asielzoeker voor het laatst ziet, in de zondagse dienst of tijdens een persoonlijk bezoek, vlak voor het moment van uitzetting. „Soms bid ik dan na de dienst nog met hen persoonlijk. Ook heb ik mensen bij een bezoek in hun huisje weleens de handen opgelegd en gezegend als ze vertelden dat ze één of twee dagen later zouden vertrekken. Dan denk ik: wat bijzonder dat ik dit nog mag doen.”
Kamp Zeist
Dit is het tweede deel van een tweeluik over de gesloten gezinsvoorziening voor uitgeprocedeerde asielzoekers.