In het geding staan een oud-pastoor uit Groesbeek en een plaatselijke vastgoedondernemer tegenover elkaar. De kerk werd in 2021 officieel aan de eredienst onttrokken, maar was al sinds 2001 niet meer regulier in gebruik.

De vastgoedondernemer dacht in het gebouw een dorpshuis te realiseren, samen met een werkgroep van inwoners van De Horst. Het parochiebestuur was echter in gesprek met een andere gegadigde, een ondernemer in medische technieken uit Nijmegen, aan wie de kerk uiteindelijk werd verkocht.

Omdat de onderhandelingen met de Nijmegenaar over de verkoop stroef verliepen, polste een oud-lid van het parochiebestuur of de ondernemer uit De Horst interesse had. Die bereikte een mondelinge overeenkomst met de toenmalige pastoor, maar de secretaris van het kerkbestuur weigerde het opgestelde koopcontract te tekenen. Nadat de kerk aan de Nijmeegse ondernemer was verkocht, stapte de Horstenaar naar de rechter. Zonder succes, omdat hij in tegenstelling tot de Nijmegenaar geen getekend koopcontract met bisschoppelijk zegel kon tonen. De vastgoedondernemer is nu in hoger beroep gegaan en eist schadevergoeding.

Volgens de secretaris en het oud-lid van het parochiebestuur had de pastoor geen mandaat om een koopovereenkomst te sluiten. De oud-pastoor zegt dat hij de Horstenaar steeds heeft voorgehouden dat het kerkbestuur en het bisdom nog wel met de verkoop moesten instemmen.