Jongere is blij met 1773, maar worstelt met begrijpelijkheid; „We moeten een keer overschakelen”
Jongeren zijn gehecht aan ”1773”, ook al begrijpen ze de oude taal lang niet altijd. Een meerderheid vindt psalmzingen belangrijk en goed voor het geloofsleven, blijkt uit de enquête die het RD onder ruim 1900 scholieren hield. Maar af en toe een lied in de eredienst moet volgens sommigen ook kunnen.
Het Amersfoortse Hoornbeeck College ligt er deze vrijdagmiddag verlaten bij. In de lange, hoge gangen lopen enkele leerlingen via de zijingang hun weekend tegemoet. De school aan de Utrechtseweg huisvest tal van vakwerkopleidingen, van metselaar en sociaal werker tot keukenmonteur en softwaredeveloper. Op de tweede verdieping, in lokaal B214, gaat het gesprek echter niet over beroepsvorming. De begrijpelijkheid van de berijming van 1773 staat het komende uur op het programma.
Vier jongeren, afkomstig uit verschillende kerkverbanden en alle hoeken van het land, zijn bij elkaar om aan de hand van stellingen te praten over ”1773”. Om te kijken hoe het met de kennis gesteld is, staat er allereerst een quizje ”psalmvers raden” op het programma. We starten met Psalm 23. „De Heer is mijn herder”, zegt Ruben snel. „Nee, dat is de onberijmde versie”, stelt Rilana vast. „De God des heils wil mij ten Herder wezen”, klinkt het uit de luidspreker van de laptop. Aron, die via Teams deelneemt aan het gesprek, weet het juiste antwoord.
De Psalmen 91, 121, 139 en 27 passeren daarna de revue. Het viertal somt de bijbehorende berijmde varianten moeiteloos op. De parate kennis is volgens hen het gevolg van de basisschoolperiode, waarbij ze wekelijks een vers aanleerden. „Bij ons op school zongen we veel. Sowieso bij de dagopening en -sluiting en vaak ook nog bij de lunch. Binnen een mum van tijd kende je ze uit je hoofd”, zegt Rilana.
Maandagmorgen brak steevast het moment van de waarheid aan: de overhoring. „Dan moest je in een groepje van vier bij het bureau van de juf komen staan en de psalm zingen”, zegt Annelien. „En wie het hardste zong, had vaak het hoogste cijfer”, herinnert Aron zich. De rest knikt instemmend. Onvoldoendes werden er in hun herinnering nauwelijks uitgedeeld. Ruben: „Als je halve zinnen playbackte kwam het vaak ook wel goed. Als de rest van de groep maar goed meedeed.”
Na het ophalen van jeugdherinneringen voert het gesprek verder over de noodzaak van het aanleren van psalmen aan kleine kinderen. Tijd voor de eerste stelling.
Stelling: Refobasisscholen moeten minder focussen op het aanleren van psalmen. ”Jezus is de goede Herder” spreekt meer tot de verbeelding dan ”De God des heils wil mij ten herder wezen”.
Annelien: „Ik ben het daar niet mee eens. Ook al begrijp je als kind niet altijd wat je zingt, toch is het goed om de psalmen te leren. Op latere leeftijd snap je de inhoud van de tekst namelijk vaak wel.” Daarbij is het volgens haar cruciaal dat meesters en juffen uitleggen wat de woorden in een vers betekenen. „Een leraar legde mij in groep 8 uit wat het woord ”nooddruft” betekent. Dat weet ik nog steeds.”
Ruben, die naar eigen zeggen „niet op een echte refobasisschool” zat, denkt er anders over. „Bij de berijming van 1773 begrijp je lang niet altijd wat je zingt. Bij een lied weet je dat meestal wel gelijk.” Ook onthoudt een kind de tekst en melodie van een lied volgens hem vaak beter en sneller. Een pluspunt aan de psalmen vindt Ruben „dat ze dicht bij de oorspronkelijke teksten uit de Bijbel staan”.
Rilana vindt dat basisscholen juist moeten focussen op het aanleren van de psalmen. Op haar oude school passeerde er weleens een lied van de band Sela in het klaslokaal. „Ik zong liever de psalmen”, zegt ze lachend. Nu ze op het voortgezet onderwijs zit, mist ze het vele psalmzingen uit haar jeugd. „Nu zijn ook de weekopeningen nog afgeschaft. Dat vind ik jammer. Samen zingen is prachtig.”
Aron denkt genuanceerd over de stelling. „Kinderen kunnen een psalm hard meezingen, maar het is vooral belangrijk dat ze weten wat ze zingen. Dan kunnen ze de inhoud ook toepassen op hun eigen leven.” Daarbij komt dat veel liederen volgens de havoleerling ook een waardevolle boodschap bevatten. „Leer ze daarom allebei aan”, adviseert hij scholen.
Stelling: Ik zing mee als er gezongen wordt.
Waar meezingen op de basisschool nog heel normaal was, is dat op het voortgezet onderwijs een stuk minder het geval, signaleert het viertal. „Bij één cluster zit ik met alleen maar jongens. Bijna niemand zingt dan mee, dat is wel ongemakkelijk”, zegt Rilana. Ruben ervaart hetzelfde op de ICT-opleiding. „Zelf zing ik uiteraard wel mee”, zegt hij met een knipoog. „Maar niet te hard. Je wilt ook weer niet té goed hoorbaar zijn.”
Uit de enquête blijkt dat driekwart van de jongeren meezingt als er gezongen wordt. Voor zo’n 25 procent van de geënquêteerden geldt dat ze dat slechts af en toe doen of helemaal niet.
Stelling: Psalmen zijn onmisbaar voor mijn geloofsleven.
„Tja, zingen is twee keer bidden”, trapt Aron af. Wat die bekende oneliner nou echt betekent, daarop blijft het viertal het antwoord schuldig. Maar dat psalmen belangrijk zijn voor zijn geloofsleven, dat staat voor Aron vast. „Als ik in de preek ervaar dat in mijzelf niets is, maar in Jezus alles, dan zing ik niet alleen met mijn mond. Dan zingt mijn hele hart mee, kan ik je vertellen.”
Ook de rest waardeert de psalmen. Ook als ze soms schuren. „Veel psalmen bevatten een rake kern. Ze zetten je aan het denken”, zegt Annelien. Rilana knikt instemmend. „Dan zingen we op catechisatie: ”Wie heeft lust de Heer te vrezen”. Dan denk ik: heb ik dat?” Ruben houdt van lofpsalmen, omdat „God het altijd waard is om geprezen te worden”. Bij de psalm na de preek „als iedereen lekker hard meezingt”, heeft hij het kippenvel soms op zijn armen staan. Toch zijn liederen belangrijker voor zijn geloofsleven dan psalmen. „Die taal sluit beter aan op onze tijd.”
Rilana ervoer recent nog de kracht van een psalm op het juiste moment. Ze verhuisde van de zomer naar een andere omgeving en een nieuwe school. Dat vond ze best spannend. De dag voordat de eerste schooldag aanbrak, opende ze Spotify om muziek aan te zetten. „Het eerste nummer dat klonk was ”Maar de Heer zal uitkomst geven”. Het gaf me rust. God wist van mijn zorgen af.”
De gemeentezang is iets waar ze van kunnen genieten, ook al gaat het bij een enkeling „soms wat sloom”. Psalmen zijn volgens het viertal dan ook onmisbaar in de eredienst. „Ik denk niet dat een kerk zonder psalmen kan”, zegt Aron. Maar is de berijming, die nog vóór de Franse Revolutie het levenslicht zag, wel toekomstbestendig?
Stelling: De aankomende twintig jaar hoeft er in mijn kerk niets te veranderen op het gebied van zingen.
Rilana zit niet te wachten op een nieuwe psalmberijming. „Geen enkele berijming kan die van 1773 ooit vervangen. Deze heeft een uniek karakter. En iedereen is hiermee opgevoed.” Ruben is het daar niet mee eens „Wij snappen sommige zinnen al niet. Laat staan de generaties na ons. We moeten een keer overschakelen, ook al is dat lastig omdat iedereen deze psalmen uit zijn hoofd kent. Anders zingen we over 200 jaar nog steeds uit 1773.”
Annelien brengt daartegen in dat 1773 „accuraat is en nog steeds raakt. De berijming is het waard om ons erin te verdiepen, ook al is ze oud.” En mensen kunnen ”Bijbel met uitleg” erbij pakken als ze een woord niet snappen, vult Rilana aan.
Van Aron, die zingen „erg leuk” vindt, mag er wel wat meer gezongen worden tijdens de kerkdienst. Ook ziet hij graag dat liederen aan het repertoire van de eredienst worden toegevoegd. „De psalmen zijn mooi. Maar veel liederen bevatten ook een prachtige inhoud.” Volgens Rilana schuilt er juist een gevaar in te veel zingen. „We komen naar de kerk voor de preek. Niet voor het zingen.”
Psalm 150 (berijmd) rept behalve van het orgel ook over de „harp en luit” en „trom en fluit”. Ook wordt er in de psalmen gesproken over „de handen opheffen naar omhoog”. Hoe kijkt het viertal aan tegen de manier waarop 1773 gezongen wordt in de eredienst?
„Dat we niet met onze handen in de lucht staan, ligt natuurlijk puur aan onze traditie”, zegt Ruben. „Mensen staan gek te kijken als ik in mijn kerk opeens een stuk uitbundiger ga zingen. Terwijl de Bijbel er zelf over spreekt.” Annelien ziet dat een actieve lichaamshouding bij het zingen best mooi kan zijn. „Op het speciaal onderwijs gebruiken ze bijvoorbeeld gebaren om de psalmen uit te leggen. Dat geeft wel iets extra’s.” Toch is ze vooral een voorstander van ingetogen zingen. Rilana denkt dat dergelijke uitingen af kunnen leiden. „Dan gaat je aandacht daarnaartoe in plaats van dat je over de inhoud van de psalm nadenkt.”
Wat betreft de muzikale begeleiding zijn de twee dames tevreden met het orgel. Annelien, die zelf orgel speelt, vindt dat je met het pijpinstrument alle kanten op kunt. „Je kunt het laten jubelen en laten huilen.” Andere instrumenten vindt het tweetal wel mooi, „maar niet voor in de eredienst”, zegt Rilana. Wat Ruben en Aron betreft mag er wel wat meer muzikale variatie in de eredienst zijn. Aron: „De Bijbel spreekt over tal van instrumenten. Waarom zouden we het in de kerk dan achterwege laten?”