Analyse: Het psalmboek van 1773 is een oude jas die velen nog prima past
Gebruikers van het psalmboek van 1773 zijn wat dubbel in hun waardering voor deze berijming. Enerzijds ervaart een groot deel het taalkleed als verouderd. Tegelijk hechten nogal wat ouderen én jongeren sterk aan ”1773”. De jas is erg oud, maar past velen nog prima.
Dat beeld rijst op uit het onderzoek naar de waardering voor de psalmen van 1773 dat het Reformatorisch Dagblad recent uitvoerde. Aanleiding is het 250-jarig jubileum van de berijming.
De psalmen van 1773 worden anno nu nog altijd door een kleine halfmiljoen mensen gebruikt. In de kerk klinken ze, kinderen leren wekelijks verzen uit hun hoofd, preken zijn doorspekt met bekende regels en tal van uitdrukkingen vonden hun weg naar vele harten.
Tegelijk is het psalmboek intussen 250 jaar oud en stond de ontwikkeling van taal en theologie niet stil. Dat roept de vraag op hoe het ervoor staat met ”1773”. Hoe waarderen huidige gebruikers hun psalmboek? En hoe denken ze over de houdbaarheidsdatum?
Opvallend in het onderzoek onder RD-lezers en reformatorische jongeren is de grote waardering die er is voor het psalmboek. Twee derde van de volwassenen geeft de berijming nota bene een 8 of hoger als ze haar een cijfer moeten geven. Acht op de tien geven dan ook aan gehecht te zijn aan hun psalmboek, omdat ze hun geloofsleven erin vertolkt weten. Bij jongeren ligt dat wel iets anders. Van hen zegt maar een kleine helft van z’n psalmboek te houden en eraan gehecht te zijn. Maar het zijn er ook weer niet zoveel die zeggen níét van hun psalmboek te houden. Een derde houdt zich namelijk op de vlakte.
Inhoudelijk kunnen veel RD-lezers nog helemaal uit de voeten met ”1773”. Slechts een klein deel heeft bijvoorbeeld echt moeite met verlichtingstermen als Opperwezen en deugd in de berijming – kritiek die vaak klinkt. Negen op de tien vinden dit geen probleem.
Tegelijk zijn de ouderdom en de taal van ”1773” voor nogal wat mensen toch wel een kwestie. Vier op de tien volwassenen zeggen géén probleem te hebben met de ouderdom; de rest aarzelt óf geeft ronduit aan dat een 250 jaar oude berijming niet meer geschikt is voor nu. Als het gaat om de taal zegt maar een kleine kwart van de volwassenen die helemaal niet als verouderd te ervaren; het grootste deel heeft op dit punt dus wel op z’n minst een hapering. En voor de jongeren geldt dat maar een kwart zegt helemaal geen last te hebben van de verouderde taal.
Maar als dan de vraag naar de toekomst op tafel komt, hecht een groot deel toch wel sterk aan ”1773”. Van de volwassenen zijn het er maar weinigen die het níét belangrijk vinden dat een volgende generatie vasthoudt aan het psalmboek – nog geen twee op de tien. En van de jongeren vindt slechts een heel klein deel –één op de twintig– het écht niet meer kunnen, zingen uit zo’n oude berijming. Zeven op de tien hebben er helemaal geen probleem mee. Een grote meerderheid van de jeugd zou dan ook niets doen als ze de mogelijkheid hadden het psalmzingen in hun kerk te veranderen.
Kortom, het taalkleed van ”1773” wordt door een groot deel van de gebruikers weliswaar als verouderd ervaren. Maar de vertrouwdheid lijkt toch de doorslag te geven: de oude jas mag nog niet weg. Sterker: velen zien graag ook de volgende generatie er nog in lopen.