Oorlog Oekraïne zet Duitse pacifist pistool op de borst
Duitsers volgden na de Tweede Wereldoorlog een eenvoudig beginsel: “Nie wieder”. De oorlog in Oekraïne zet de christelijke vredesbeweging onder druk. „Wat is belangrijker? Je vijanden lief te hebben of solidair te zijn met Oekraïne?”
Enkele weken voor de Russische inval doneert Duitsland 5000 helmen aan Oekraïne. Waar Berlijn spreekt over een „duidelijk signaal”, reageert Kiev honend. Vitali Klitsjko, burgervader van de Oekraïense hoofdstad, noemt de gift een grap. „Wat stuurt Duitsland hierna? Kussens?”
Kort na de inval is alles anders; wanneer de Duitse regering besluit 100 miljard euro in haar krijgsmacht te investeren spreekt bondskanselier Scholz van een keerpunt in de geschiedenis. Een jaar na de donatie van helmen levert Duitsland tanks, kanonnen en luchtafweergeschut.
Voor de mennonitische vredestheoloog Fernando Enns, hoogleraar aan de Vrije Universiteit in Amsterdam en de Universiteit van Hamburg, kwam Scholz’ boodschap als een verrassing. „Vanaf het begin van de oorlog koos Duitsland partij. Dat was een draai van 180 graden ten opzichte van wat het de afgelopen decennia heeft gedaan.”Volgens de doopsgezinde Enns is een van de redenen van de plotse beleidswijziging angst: „Bij oorlogen ver weg hield Duitsland vast aan zijn pacifistische standpunt. Maar nu de strijd dichtbij is, kiest Duitsland anders.” Een risicovolle keuze, volgens Enns. „In angstige situaties gaat de logica aan de kant en neemt het instinct het over: vluchten of vechten. Dat beperkt je mogelijkheden.”
Verder speelt volgens de hoogleraar schaamte een rol. „Ondanks dat Rusland al acht jaar oorlog voerde met Oekraïne, bleef Duitsland handeldrijven met de Russen en was het afhankelijk van het Russisch gas. Nu kiest het snel de andere kant.”
Identiteit
Twee wereldoorlogen maakten het pacifisme onderdeel van de Duitse identiteit. De nucleaire dreiging die het gedeelde land tijdens de Koude Oorlog in haar greep hield, droeg daar nog eens aan bij. Door deze sterke invloeden vermeed Duitsland betrokkenheid bij de Irakoorlog in 2003. Historisch gezien demonstreerde vooral de linkervleugel van het politieke spectrum tegen (kern)wapens. In kerken in zowel West- als Oost-Duitsland kreeg het christelijk pacifisme veel steun.
De plotselinge draai van de Duitse regering na de Russische invasie in Oekraïne geeft dan ook tumult in de Duitse kerken. De oorlog zorgt voor een splitsing in de Evangelische Kerk van Duitsland (EKD); de meerderheid schaart zich achter voorzitter Annette Kurschus, die wapenleveranties steunt. Een kleine minderheid blijft fel tegen alle vormen van wapensteun. Boegbeeld van die factie is EKD-vredescommissaris Friedrich Kramer.
In november vorig jaar opent Kramer, bisschop van de kerkprovincie Midden-Duitsland, de EKD-synode met een preek. Dat podium gebruikt hij om zijn boodschap van geweldloosheid opnieuw onder de aandacht te brengen. Met de helft van de Duitse defensie-investeringen –50 miljard– zou Duitsland honger de wereld uit helpen, houdt hij zijn gehoor voor. Ook is hij duidelijk over de Duitse wapenleveranties: „Ik zeg nee.” Volgens een journalist van de Frankfurter Allgemeine Zeitung zorgt deze stellingname voor geërgerde blikken van leidende EKD-geestelijken.
Fundamentalist
Prof. Enns ziet drie stromingen binnen het christelijk pacifisme: fundamentalisten, die elke vorm van oorlog afwijzen; atoompacifisten, die vooral tegen kernwapens zijn; en pragmatische pacifisten, die in principe tegen oorlog zijn, maar elk conflict afzonderlijk willen beoordelen. Enns schaart zichzelf bij die laatste groep.
De Hamburgse hoogleraar is tegen wapenleveranties, al begrijpt hij de Oekraïense verdedigingsstrijd volledig. „Juridisch en moreel gezien is dat wat de Russische overheid doet, volstrekt fout.” Om zijn eigen standpunt over deze oorlog te bepalen, kijkt Enns naar zijn mennonitische geloofsgenoten in Oekraïne. „De secretaris-generaal van de mennonitisch Oekraïense kerk zegt dat de kerk andere taken heeft dan deel te nemen aan oorlogvoering, zoals medische zorg verlenen en mensen opvangen. Als christenen moeten we goed nadenken over wat onze rol in deze oorlog is.”
Bisschop Friedrich Kramer diende als bouwsoldaat in Oost-Duitsland. Hoewel hij geen wapen droeg, is hij niet per definitie tegen wapenleveranties. „Vanwege het Memorandum van Boedapest (waarin Rusland, de Verenigde Staten en Groot-Brittannië veiligheidsgaranties aan Oekraïne bieden, LN) is het logisch dat de VS en het Verenigd Koninkrijk wapens leveren. Maar ik kijk vanuit de Duitse context. En een land dat de bevordering van vrede in zijn grondwet heeft staan, moet geen wapens leveren.”
Kramer is teleurgesteld over het besluit van de Duitse regering om 100 miljard te investeren in de krijgsmacht. „Waarom zouden we als Duitsers het grootste leger van Europa willen? Dat zal onze buren niet geruststellen; dat hebben ze eerder meegemaakt.”
Bloedend hart
Volgens Kramer mijden de meeste mensen binnen de EKD de term pacifisme. „Het is niet iets waar je mee te koop loopt, omdat de term belachelijk wordt gemaakt en het soms wat wereldvreemd overkomt.” Toch is volgens hem de meerderheid van de geestelijken binnen de kerk gewetensbezwaard of oud-deelnemer aan antikernwapendemonstraties.
Volgens de landsbisschop is dit een teken dat het pacifisme niet weg is. „Het komt allemaal door de oorlog in Oekraïne en vervolgens door het stellen van prioriteiten: wat is belangrijker? Je vijanden lief te hebben of solidair te zijn met Oekraïne?”
Ondanks de felle discussies is het binnen de EKD mogelijk een dialoog over deze thematiek te hebben, zegt Kramer. Voorzitter Kurschus noemt kritiek op wapenleveranties een „onvermijdelijke en absoluut noodzakelijke meerstemmigheid”. Toch is ze van mening dat „de meesten van onze kerk zijn gedwongen om de levering van wapens te ondersteunen, zelfs met een bloedend hart”.
Zwart-wit
Vredestheoloog Enns denkt echter dat het leveren van wapens de oorlog alleen maar erger maakt. Volgens hem is het narratief van de oorlog te zwart-wit. „Het zijn de slechte Russen tegen de goede Oekraïners. Maar als we in die tegenstelling blijven hangen, zal er nooit vrede zijn. Daarom moeten we dit narratief zowel in Rusland als in het Westen stoppen. Als ons belangrijkste doel is de Oekraïense bevolking te beschermen tegen geweld, dan moeten we er ook alles aan doen de Russische soldaten te beschermen. Dat zijn ook vaders, zonen en broers.”
Het leveren van wapens door het Westen is dus volgens Enns een verkeerde stap. „De economische sanctiepakketten zorgden voor grote krantenkoppen, maar werden alleen ingezet wanneer ze niet onze economieën schaadden. Mensen kunnen kritiek hebben op het pacifisme, maar wie zijn zij om te zeggen dat levens gespaard worden door wapenleveranties, wanneer ze niet bereid zijn om economische pijn te lijden om levens te redden?”
Volgens de in Brazilië geboren Enns kan Scholz een voorbeeld nemen aan de Braziliaanse president Lula. Ondanks Duits aandringen weigerde de onlangs geïnstalleerde president wapens te leveren, omdat „Brazilië een land van vrede is”. Daarmee suggereert Lula volgens Enns een internationaal vredesinitiatief.
De oplossing voor het Oekraïense conflict ligt volgens Enns dan ook buiten Europa. „Mensen in Zuid-Amerika, Azië en Afrika kijken met verbazing naar het Westen. „De weg die het Westen inslaat lijkt geen exitstrategie te hebben.” Volgens Enns is de steun voor Poetin buiten Europa klein, maar is Europa geen neutrale partij. „Daarom zullen grote neutrale landen zoals Brazilië, Zuid-Afrika en India zich moeten opwerpen als vredestichters.”
Bisschop Kramer ziet de toekomst van Oekraïne somber in. „Ik denk dat er de komende tijd weinig verandert. De oorlog kan zo nog twee jaar voortduren, met duizenden doden als gevolg.” In het Duitse debat rond de oorlog is hij positiever. „De discussies worden feitelijker en pacifistisch gedachtegoed lijkt serieuzer te worden genomen.”
De bisschop uit Maagdenburg is echter positief verrast over steun uit onverwachte hoek. „Pacifisten zien zich tegenwoordig steeds vaker gesteund door leidende militaire figuren. Ook zij zijn bang voor escalatie door de alsmaar verdergaande wapenleveranties.”