De aarde beeft, en God…?
„Ga dat maar vertellen aan die 19.000 slachtoffers in Turkije!” riep hij nog over zijn schouder. Ik had geprobeerd een gesprek met hem aan te knopen over God, geloof en de Bijbel maar op het moment dat hij dat begreep, was hij weg.
Ik was blij dat hij doorliep na die botte opmerking. Geen gemakkelijk straatevangelisatieonderwerp. Een paar honderd jaar geleden was dat anders. De desastreuze aantasting van de zeewering door de paalworm rond 1730 werd door de meesten in de Republiek nog gezien als straf van God. Maar toen 25 jaar later de aardbeving van Lissabon plaatsvond met –wat men nu vermoedt– een kracht van 9 op de schaal van Richter was het denken over de relatie tussen rampen en Gods handelen al stevig aan het kantelen. Nu, in 2023, lijkt een gesprek waarin je God betrekt bij de ramp in Syrië en Turkije compleet onmogelijk.
Wat had ik kunnen zeggen als hij wel terug gekomen was? Ik had liever gehad dat hij Oekraïne genoemd had. Dan had ik niet meteen de hemel erbij hoeven te betrekken. Hier op aarde loopt immers een moreel schuldige rond. Maar een aardbeving? Ik had kunnen zeggen dat God echt niet zo soft is als hij denkt en dat God een God is van het oordeel. Maar juist dan stapelen de vragen zich hemelhoog op: waarom dan dat levenslustige meisje in Malatya, dat gelukkige, pasgetrouwde stel in Aleppo, die baby met zijn heldere oogjes wiens wieg toevallig in die ene flat in Karakocan stond? Moet ik hem erop wijzen dat God rampen juist kan gebruiken om Zijn kinderen thuis te halen of anderen tot geloof te brengen? Moet ik hem tegenwerpen dat er ieder jaar alleen al in Nederland meer dan 19.000 kleine, veelbelovende mensenlevens worden gestopt? Moet ik duiden dat ieder oordeel een signaal is van het grote eindoordeel? Moet ik zeggen dat het kwaad niet bij de schepping past en het Gods plan is een nieuwe hemel en een nieuwe aarde te scheppen?
Als ik eerlijk was geweest, had ik gezegd dat ik er ook niets van begrijp. Dat ik ook moedeloos en boos wordt als er na twee forse aardbevingen nog een derde volgt. Dat ik soms roep: „Heere, hoe lang nog?” en soms: „Heere, ontferm U”. Maar dat ik veel te vaak overga tot de orde van de dag. En dat ik me daar dan schuldig over voel. Dat er momenten zijn waarop ik denk: „God, waarom zij en ik niet?”, maar dat het veel vaker vanzelfsprekend voelt dat ik een dak boven mijn hoofd heb en leef op een stabiele bodem. Dat ik in de verste verte geen antwoord heb op zijn vragen.
Heel misschien waren we dan samen wat verder gekomen, was hij nieuwsgierig geworden; hadden we samen kunnen kijken waar het woord aardbeving in de Bijbel voorkomt. En ontdekt dat het vaak gepaard gaat met het refrein: „Nochtans hebt gij u niet bekeerd tot Mij.” Als we echt in gesprek waren geraakt, waren we bij Golgotha uitgekomen, waar de aarde ook beefde en het na drie uur duisternis licht werd. Licht dat geen antwoord geeft op trotse vragen die God ter verantwoording roepen. Het licht van het kruis doet nieuwe vragen in het duistere hart ontkiemen. Geen vragen voor snelle antwoorden. Er is een eeuwigheid nodig om het ultieme antwoord op die vragen tot ons door te laten dringen.
De auteur is mediator, coach en ondernemer.