Aanleg metro is hoofdpijndossier in Bogota
Sinds 1942 proberen opeenvolgende burgemeesters in Bogota een metrolijn aan te leggen. Ruim tachtig jaar later is dat nog steeds niet gelukt.
Als er één stad in Latijns-Amerika een metro kan gebruiken, dan is het Bogota wel. De bewoners van de Colombiaanse hoofdstad staan jaarlijks maar liefst 122 uur in de file. Daarmee neemt het de zesde plaats in op de wereldranglijst van steden met het meest desastreuze verkeer – en de koppositie op het continent.
Dat is niet zo gek: het openbaar vervoer van de Andesstad met 8 miljoen inwoners is zó slecht, dat de fortuinlijke bewoners die een auto bezitten liever in de file staan, dan zich in de overvolle bussen te persen, waarmee ze alsnog forse vertraging oplopen.
Dat de hoofdstad het nog altijd zonder metro moet doen, ligt niet aan onwil. Sinds in 1942 burgemeester Carlos Sanz de Santamaría voor het eerst het idee voor een metro opperde, presenteerden maar liefst zes burgemeesters een groots plan voor de aanleg van een metronetwerk.
Tientallen miljoenen euro’s werden uitgegeven aan studies. Maar nooit kwam het tot de uitvoering van de plannen, die steevast strandden door botsende ego’s, een krappe staatskas en/of corrupte bestuurders die de staatskas voortijdig leegroofden.
Nu leek met Claudia López, sinds 2020 de eerste vrouwelijke burgemeester van de hoofdstad, een einde te komen aan deze klucht. Waar alle anderen de plannen van hun voorgangers resoluut in een lade schoven –omdat het natuurlijk wel hún project moest zijn– zette zij die resoluut voort. Eind 2020 begonnen dan eindelijk de voorbereidingen voor de bouw van Bogota’s eerste metrolijn.
Maar lang zou die vreugde niet duren. Eind oktober kondigde de pas aangetreden president Gustavo Petro aan dat hij „veranderingen” wilde aanbrengen in de plannen voor de metro. Een deel van de eerste lijn moest ondergronds rijden, in plaats van bovengronds, zoals gepland. Om esthetische redenen, zei de president, en omdat bovengronds te vervuilend zou zijn.
Maar waarschijnlijker is dat het hier gaat om een ego-kwestie. Petro was burgemeester van 2012 tot 2016 en presenteerde een plan voor een ondergrondse metro, dat werd gearchiveerd door zijn opvolger Enrique Peñalosa – de aanjager van het huidige project. Die noemde Petro’s interventie als president dan ook een „frivole gril” – en wellicht is dat ook zo.
López antwoordde op deze masculiene krachtmeting met de mededeling dat het haar niet uitmaakt of de metro boven of onder de grond rijdt, zolang het maar in het belang van de stad is.
En daar wringt hem de schoen: want Petro’s koppigheid kost een flinke duit extra, geld dat het land in tijden van recessie niet heeft. Daarbij zal het nog jaren langer gaan duren voordat de metro gaat rijden.
Een gat in de grond. Dat is de enige voortgang die is geboekt met de aanleg van de metro.