VN: Syrische rebellen werken niet mee bij hulpverlening na beving
Terwijl de overheden van Syrië en Turkije goed meewerken met de hulpverlening na de aardbevingen van 6 februari, verloopt de hulp aan het noordwesten van Syrië juist erg stroef. Dat zegt David Beasley, directeur van het VN-Wereldvoedselprogramma (WFP), tijdens zijn bezoek aan de internationale Veiligheidsconferentie van München.
Het noordwesten van Syrië is het deel van het land dat wordt bestuurd door rebellen die zich hebben afgezet tegen president Bashar al-Assad. „Die lokale autoriteiten geven ons onvoldoende toegang”, aldus Beasley, die het gebied de ‘flessenhals’ van de hulpverlening noemt. „Daar moet meteen verandering in komen.”
Hij roept onder meer op tot het openen van meer grensovergangen met Turkije. De grensovergang bij Bab al-Hawa is nu de enige langs waar konvooien vanuit Turkije het noordwesten van Syrië kunnen binnenrijden.
De directeur van het WFP waarschuwt ook dat de fondsen van zijn organisatie snel opraken. De organisatie zou nog maar geld hebben om 60 dagen hulp te bieden, terwijl de nasleep van de aardbeving veel langer zal duren. „Onze operaties in Turkije en Syrië kosten 50 miljoen euro per maand. Als Europa liever geen nieuwe golf van vluchtelingen heeft, kan het ons beter de hulp geven die we nodig hebben.”