Helder erkent: stille ramp in verpleeghuizen was niet zo stil
Minister Conny Helder (Langdurige Zorg) sluit zich aan bij opmerkingen van een flink aantal Kamerleden dat de „stille ramp” in verpleeghuizen helemaal niet zo stil was. „Het was een ongelooflijk heftige en zware periode”, vooral in maart 2020.
„Dat was ook een periode waarin heel veel onzekerheid was”, zei de minister in het Kamerdebat over de aanpak van de coronacrisis in de eerste zes maanden. De wijze waarop mensen besmet raakten was bijvoorbeeld onduidelijk, alsook de snelheid waarmee nieuwe patiënten besmet raakten. Iedereen tastte in het duister welke werkwijze in verpleeghuizen moest worden gehanteerd tijdens de coronacrisis, en op welke kennis de verpleeghuizen zich moesten baseren, zei de bewindsvrouw.
Helder was in die periode bestuurder bij ActiZ, de branchevereniging van Nederlandse organisaties die zorg verlenen aan ouderen en chronisch zieken, waaronder verpleeghuizen. Vanuit die functie bekritiseerde ze in de media het meewegen van schaarste aan mondkapjes in het advies van het Outbreak Management Team (OMT). Op dat advies baseerde het RIVM zijn richtlijn voor verpleeghuispersoneel. De langdurige zorg moest zich volgens Helder verlaten op advies van het RIVM en de vertaling daarvan naar de werkvloer. Alleen als personeel direct met besmette mensen werkte of met mensen die mogelijk besmet waren, werd geadviseerd beschermingsmiddelen te dragen.
Later begreep ze hoe het advies en de verdeling van de toen schaarse mondkapjes tot stand is gekomen. Een „logische verklaring”, zei Helder. De schaarse middelen werden toebedeeld aan sectoren waar veel personeel veel met corona besmette patiënten verzorgde, zoals ziekenhuizen. Zodra er geen tekort meer was aan mondkapjes en er meer duidelijk was geworden over het besmettingsrisico en andere ontwikkelingen rond het virus is een nieuwe verdeelsleutel gemaakt. Er was volgens Helder sprake van een inhaalslag, waarbij verpleeghuizen met voorrang werden bevoorraad. „Dat is niet altijd gelukt.”