Pad op Dordtse begraafplaats krijgt naam laatste rabbijn Dordrecht
Op begraafplaats De Essenhof in Dordrecht is deze vrijdag een straatnaambordje met de naam Barend Josua Katanpad onthuld. Katan was de laatste rabbijn van Dordrecht.
De onthulling had plaats door de Dordtse wethouder Marx Merx en een nabestaande van rabbijn Katan. Onder leiding van dirigent Doron Peper bracht het Ivrietkoor Israëlische liederen, afgewisseld met psalmen, ten gehore.
Het pad is de eerste in een reeks van drie die gelinkt zijn aan de Tweede Wereldoorlog, deelt initiatiefnemer Hans Berrevoets, voorzitter van het Platform Dordtse Kerken, mee. Hij is blij met de medewerking van De Essenhof, zodat er ook op deze manier aandacht is voor het verleden van de stad aan de Merwede.
Later wordt er een pad genoemd naar de Dordtse verzetsstrijdster Lenie Dicke, die in de Tweede Wereldoorlog koerierster van het verzet was. Het derde pad heet naar Leendert Keesmaat, die aangesloten was bij het Geuzenverzet uit Vlaardingen. Hij is een van de omgekomenen die genoemd worden in ”Het lied der achttien doden”. Het pad dat naar hem genoemd wordt, komt uit bij de erebegraafplaats.
Kees Weltevrede, voorzitter van de stichting Werkgroep Stolpersteine Dordrecht, is ingenomen met de vernoeming van het pad naar Katan. Hij wijst erop dat tot nu toe slechts twee in de Tweede Wereldoorlog omgekomen Joden een straatnaambord gekregen hebben: rabbijn Samuel Dasberg en voetbaltrainer Arpad Weisz. Weltevrede hoopt dat er meer zullen volgen.
Barend Josua Katan werd in 1905 in Rotterdam geboren en volgde in Amsterdam een opleiding tot rabbijn. Eerst werkte hij als godsdienstleraar in Amsterdam. In 1932 werd hij benoemd tot opvolger van de Dordtse rabbijn Samuel Dasberg, die in die tijd grote bekendheid genoot. Tegelijkertijd was Katan docent Hebreeuws op gymnasia in Dordrecht en Gorinchem.
De rabbijn zag het antisemitisme toenemen en waarschuwde ertegen. Hij noemde dat in een lezing in Dordrecht onverbloemd „Jodenhaat”. Zijn gelijk bleek al snel. Na de bezetting in mei 1940 mocht Katan in november met zijn klas geen bezoek meer brengen aan de synagoge in Gorinchem. Op 21 februari 1941 werd hij uit zijn leraarsfunctie ontheven.
De rabbijn liet voor de zekerheid de wetsrollen uit de Dordtse synagoge onderbrengen bij niet-Joodse particulieren. Hij verzocht de Dordtse politie om politietoezicht bij de synagoge en de Joodse begraafplaats. Dat vond de politie niet nodig. Kort daarna werden op beide plaatsen vernielingen aangericht.
Katan en de hele Joodse synagogale raad werden op 4 november 1942 opgepakt en opgesloten in het Rotterdamse huis van Bewaring aan de Noordsingel. Op 20 november werd hij op transport gezet naar Kamp Westerbork in Drenthe. Op 30 april 1943 werd hij in Auschwitz vermoord.
Voor het voormalige woonhuis van de familie Katan aan de Rozenhof 22 in Dordrecht zijn zes Stolpersteine geplaatst. In heel Dordrecht zijn inmiddels bijna tweehonderd stenen in het trottoir ingemetseld. Naar schatting zijn er in de oorlog meer dan tweehonderd Dordtse Joden vermoord.
Na de Tweede Wereldoorlog was de Joodse gemeenschap niet meteen helemaal verdwenen. Wel werd ze langzamerhand kleiner. In 1947 werd de synagoge verkocht, maar in de daarachter gelegen Joodse school is de gemeente tot 1964 doorgegaan. Daarna is zij verhuisd naar het Vrieseplein, naar een tijdelijke synagoge. In 1987 is de Joodse gemeente samengevoegd met die in Rotterdam. Maar een rabbijn is er in de naoorlogse jaren niet meer geweest.