Dit heeft de Antwerpse hoogleraar Afrikaans recht dinsdag geschreven in een brief aan hoofdaanklager Hassan Jallow van het VN–hof in het Tanzaniaanse Arusha. Volgens Reyntjens hebben ICTR–onderzoekers „overtuigend bewijs" gevonden van betrokkenheid van het FPR (Rwandees Patriottisch Front) bij massaslachtingen in 1994. Als het ICTR niet tot vervolging overgaat, dreigt het „eerder deel van het probleem dan onderdeel van de oplossing" te worden.

Het Rwanda–Tribunaal houdt zich bezig met de genocide die in 1994 is gepleegd in Rwanda. In het Centraal–Afrikaanse Republiekje werden toen honderdduizenden, mogelijk meer dan een miljoen Tutsi’s en gematigde Hutu’s afgeslacht door radicale Hutu’s. Het FPR, een strijdmacht van in Uganda levende Tutsi–ballingen, versloeg de toenmalige Hutu–regering en maakte zo een einde aan de massaslachting.

Hutu’s en enkele gematigde Tutsi’s eisen al jaren dat het ICTR ook misdaden van FPR–Tutsi’s onderzoekt. Tot vorig jaar werd ook regelmatig tegen FPR–kopstuk Kagamé betoogd voor het Joegoslavië–Tribunaal in Den Haag. Tot vorig jaar hadden de twee VN–tribunalen een gemeenschappelijke hoofdaanklager.

Reyntjens, die tal van boeken over het Grote–Merengebied op zijn naam heeft staan en vaak in de media is opgetreden als Rwanda–expert, is ook vaak door het ICTR gehoord als Rwanda–deskundige van de VN–aanklagers. Om ethische redenen wil hij daar echter geen medewerking meer aan verlenen zolang het tribunaal de ogen sluit voor de Tutsi–misdaden.