Een nieuwe toekomst voor de Eusebiuskerk
Elf jaar heeft de restauratie van de Eusebiuskerk in Arnhem geduurd. De toren werd al in 2019 feestelijk heropend, maar de kerk is nu ook klaar. Als laatste keerde het harnas van hertog Karel van Gelre, een van de pronkstukken, vorige maand terug op zijn oude plek in het koor. Wat is er allemaal veranderd, wat is er te zien en wat zegt dat over de nieuwe bestemming van deze monumentale kerk?
Oorlog in Arnhem
Voor Arnhem is de Eusebiuskerk het symbool van de wederopbouw na de Tweede Wereldoorlog. De stad heeft, dat weet iedereen die de oorlogsgeschiedenis kent, zwaar geleden tijdens de Slag om Arnhem in 1944, toen de geallieerden in hun grote offensief tevergeefs de sprong over de Rijn probeerden te maken.
Sirenes, laagvliegende vliegtuigen, de dominee op de preekstoel, ontploffende granaten… Zo begon het allemaal op zondag 17 september 1944, toen er een kerkdienst aan de gang was in de eeuwenoude Eusebiuskerk. Bijzonder detail: nadat de stroom was uitgevallen, speelde het orgel voor het laatst het Wilhelmus, dat de kerkgangers uit volle borst meezongen. Daarna heeft niemand dat oude Wagner-orgel meer horen spelen: het werd verwoest tijdens de beschietingen en de brand die volgden.
De kerk, met zijn bijna honderd meter hoge toren, lag pal in de vuurlinie en werd in deze weken flink beschadigd. De uitgebrande toren bleef aanvankelijk overeind staan, maar stortte een paar maanden later in toen de Duitsers de Rijnbrug nog verder opbliezen. Toen was er nog maar weinig van de kerk over: een deel van het schip, stukken van muren en pilaren, het onderste deel van de toren, de kelders en de grafzerken.
Het verhaal van de Slag om Arnhem en de verwoesting van de kerk wordt nu in de toren van de herbouwde kerk opnieuw verteld. Dat gebeurt aan de hand van het dagboek van Jan Mijnhart, koster van de Eusebiuskerk in 1944. Met enorme geprojecteerde beelden en bijpassende geluiden – zodat je je als toeschouwer midden in de gebeurtenissen aanwezig voelt. Je proeft de angst van de vluchtende mensen, je hoort de ontploffende bommen, je ziet de vlammen boven uit de toren slaan en de klokken naar beneden storten. Die toren moet destijds als een enorme fakkel aan de horizon hebben gestaan, in een laatste, treurige en tegelijk grootse manifestatie.
Restaureren of niet?
Na de oorlog is de Eusebiuskerk volledig herbouwd. De toren kreeg een iets ander uiterlijk dan vroeger: er werd een prijsvraag uitgeschreven en het winnende ontwerp werd uitgevoerd. In 1964 was alles klaar. Maar al tijdens de bouwwerkzaamheden bleken er problemen te zijn met het natuursteenwerk in de gewelven en de pilaren – uit voorzorg werd een deel ervan vernieuwd. In 1974 viel er evenwel alsnog een stuk van een rib uit een gewelf en vermorzelde een kerkbank. Er was een nieuwe restauratie nodig, zo bleek, en die werd van eind jaren zeventig tot begin jaren negentig uitgevoerd. Maar het probleem met de gebruikte tufsteen –te weinig weerbestendig– bleef bestaan.
Zo kwam het dat er in 2007 een groot natuurstenen blok halverwege de toren losraakte en naar beneden viel, op het plein waar het juist markt was – 200 kilo zwaar. De mensen in de buurt kwamen met de schrik vrij, maar bij de inspectie die volgde bleek dat vallende stenen een groot risico bleven. De toren werd in de steigers gezet en er moest opnieuw over restauratie gepraat worden. Die zou bijna 100 miljoen euro gaan kosten, was de schatting.
Daar kwam veel verzet tegen. Mensen vonden dat de gemeente maar een hek om de kerk moest zetten en de zaak laten instorten. Maar dat sentiment sloeg in de loop van de jaren om, dankzij de inzet van bestuur en directie van de Eusebiuskerk. Jarenlang waren ze bezig met fondsen te werven en het publiek zo goed mogelijk bij de restauratie te betrekken. Spraakmakend was bijvoorbeeld de verkoop van de oude tufstenen luchtboogbeelden (die allemaal opnieuw gemaakt moesten worden vanwege de slechte staat van de steen) aan iedereen die graag zo’n beeld in de tuin wilde – een actie die 27.000 euro opbracht. Maar vooral: het lukte door slim bouwmanagement om het project een stuk goedkoper te laten uitvallen dan begroot: 35 miljoen euro. Over dat alles valt meer te lezen in het boek ”De Eusebiuskerk klaar voor de 21ste eeuw” van Erik Jan Brans en Peter Koelewijn (Arnhem 2022).
De kelders van de kerk
Aan de buitenkant van de kerk is veel vernieuwd – neem alleen al de 98 nieuwe luchtboogbeelden van Arno Coenen, ter vervanging van de oude tufstenen beelden. Maar de grootste verandering van de laatste jaren heeft misschien wel onder de grond plaatsgevonden. Zo is daar een compleet nieuwe ”servicekelder” gegraven, wat betekent dat je daar naar de wc kunt, dat daar opslagruimtes zijn en dat ook de nieuwe verwarmingsinstallatie daar terechtgekomen is. Waarmee de kerk meteen een stuk duurzamer verwarmd wordt.
Maar er is niet alleen een nieuwe kelder, er zijn ook tot nog toe onbekende, oude grafkelders blootgelegd tijdens de archeologische opgravingen bij de restauratie. Twee van de mensen die daar begraven liggen zijn vermoedelijk familieleden van Willem van Oranje, gesneuveld tijdens de Tachtigjarige Oorlog: Filips van Nassau en Ernst van Solms. Verder is er de oude grafkelder met de resten van hertog Karel van Gelre, pal onder het praalgraf in het koor.
Al die ruimtes zijn nu opengesteld voor het publiek: een doolhof vol trappen, gangen en doorkijkjes, waar brokstukken van de oude kerk liggen, en resten materiaal van de restauratie. Maar ook skeletten en beenderen.
Bij de opgravingen zijn er onder de kerk niet minder dan 701 afzonderlijke graven aangetroffen. Honderden, honderden mensen zijn er in de kerk begraven geweest, onder wie predikanten als Johannes Fontanus. Hun resten zijn nu opgegraven, en een deel van de beenderen is te zien in het zogenoemde ”knekelgat”. Een paar complete skeletten liggen in kisten, die vrij in de ruimte hangen.
Dat kan de rondgang door de kelders ietwat luguber maken, zeker als je bedenkt dat het hier gaat om de overblijfselen van overleden mensen die ooit zelf in de kerk begraven wilden worden, met de voeten naar het oosten, het hoofd naar het westen – in afwachting van de dag van de opstanding.
Een toren met glazen balkons
De Eusebiuskerk lijkt nog altijd een middeleeuwse kerk, op het eerste gezicht, maar er zijn toch allerlei dingen die verraden dat de kerk minder oud is dan je denkt. De panoramalift bijvoorbeeld, de nieuwe entree met letterhekken (waarop beknopt het verhaal van het hertogdom Gelre te lezen is) en de glazen balkons die met stalen kabels aan de toren bevestigd zijn. Wat je ook van deze manier van restaureren vindt, iets bijzonders geeft het wel aan de kerk.
Dus kun je op 73 meter hoogte in de toren gaan staan, met uitzicht over heel Arnhem. Maar je kunt ook op de balkons, op 60 meter hoogte, in een glazen bubbel buiten de muren van de toren stappen. Met een spectaculair uitzicht naar alle kanten, ook naar beneden. Mensen betalen er grif 15 euro voor, ze draaien er rond, ze maken er foto’s van zichzelf. Dit is waar je voor naar de Eusebiuskerk komt, als je van sensatie houdt.
Maar niet iedereen durft. Er zijn altijd bezoekers die maar naar beneden hoeven te kijken om te weten dat ze écht niet op die glasplaat kunnen gaan staan. Die acute hoogtevrees kan ervoor zorgen dat je maar half het curieuze beeldhouwwerk aan de toren kunt bekijken: bij de restauratie van 1962 voegde kunstenaar Henk Vreeling beelden toe van strip- en sprookjesfiguren. Donald Duck, Mickey Mouse, Sneeuwwitje en de zeven dwergen… Ook daaraan is zichtbaar dat de Eusebiuskerk meebeweegt met een seculierdere tijd. Een van de Arnhemse predikanten, ds. G.C. Foeken, vond dat niet passend en protesteerde ertegen – waarop de beeldhouwer een van de zeven dwergen het gezicht van ds. Foeken gaf.
Als je het op het cruciale moment bij de balkons laat afweten, heb je overigens altijd nog (behalve alles wat er in de kerk te zien is) de panoramalift in de toren. Hier geen eindeloze draaitrappen met honderden treden. Je gaat moeiteloos omhoog en ziet van dichtbij de klokken van het carillon, en als je naar buiten kijkt: de stad Arnhem, de rivier de Rijn, de Betuwe en de Veluwezoom.
Naar de tijd van hertog Karel
Waar ”Hollands Glorie” in sommige kringen een beladen term is geworden, is Gelderland de laatste jaren juist volop bezig om de eigen identiteit te herontdekken en het gevoel van ”trots op Gelre” nieuw leven in te blazen. Denk aan de leerstoel Gelderse geschiedenis in Nijmegen, het programma van de Ridders van Gelre bij Omroep Gelderland en de pas verschenen vierdelige provinciegeschiedenis: ”Het verhaal van Gelderland”.
De nieuwe expositie ”Glorie van Gelre” in de Eusebiuskerk sluit naadloos aan bij die ontwikkeling. Centrale figuur in de expositie is hertog Karel van Gelre (1467-1538), die zijn leven lang vocht om zijn hertogdom onafhankelijk te houden en te beschermen tegen een opgaan in het grote Europese rijk van de Habsburgers. Tevergeefs, zoals de geschiedenis heeft uitgewezen.
Hertog Karel heeft veel betekend voor Arnhem en hij heeft de bouw van de Eusebiuskerk (die meer dan een eeuw duurde) met alle mogelijke middelen gesteund. Geen wonder dat hij destijds een ereplaats heeft gekregen in het praalgraf op het koor. Dat opnieuw gerestaureerde praalgraf, de grafkelder eronder en het harnas van hertog Karel zijn de topstukken van de nieuwe expositie in de kerk.
”Glorie van Gelre” is geen opzichtige tentoonstelling. De indrukwekkende ruimte van de gotische kerkzaal wordt niet storend onderbroken. De vitrines met informatie over de hertog, zijn rechterhand Maarten van Rossum (hier geen roverhoofdman, maar ”een kundig krijgsman”), de bouw van de kerk, de kastelen van Gelre en allerlei andere zaken zijn bescheiden opgesteld in de kooromgang. Met als opmerkelijkste document de ”Verbondsbrief” van 1418, waarmee de ridderschappen en steden van Gelre elkaar beloofden dat ze bij elkaar zouden blijven en het steeds samen eens zouden worden over een nieuwe hertog.
Geen houseparty meer in de Eusebiuskerk
De historische kerken in de grote steden van Nederland zijn in veel gevallen niet langer eigendom van een kerkelijke gemeente. Daarvoor is het onderhoud te kostbaar, zijn de verwarmingskosten te hoog en is de gemeente meestal te klein. De overheid springt dus bij en betaalt het onderhoud, vanuit de gedachte dat deze grote kerken veel culturele en maatschappelijke waarde vertegenwoordigen. Maar dat betekent wél dat er vaak ook een nieuwe bestemming voor de kerkgebouwen wordt gezocht. Variërend van luxe hotel tot museum, van evenementenhal tot boekhandel.
Ook het bestuur van de Eusebiuskerk in Arnhem stond voor de vraag welke bestemming de kerk na de restauratie zou gaan krijgen. De vrouw die bij het beantwoorden van die vraag een cruciale rol heeft gespeeld is Meike Verhagen, directeur van de Eusebiuskerk. Ze trad aan in 2019, het jaar waarin de toren nét uit de steigers kwam en waarin bovendien de Slag om Arnhem na 75 jaar herdacht werd. Prins Charles kwam ervoor naar Arnhem, zodat hij meteen de gerestaureerde toren officieel kon openen.
Dat was het begin van een nieuwe toekomst voor de kerk, die tot dan toe als een soort verouderde evenementenhal was gebruikt. Verhagen: „Er waren houseparty’s, er was een hagedissenbeurs, een tattoobeurs, een wedding fair, een paranormaalbeurs. Er lag een houten dansvloer en het praalgraf van hertog Karel van Gelre –dat lelijk in de weg stond, midden in de kerk– was maar even van het hoogkoor naar de kooromgang gezet.”
Maar sinds 2018 had de Eusebiuskerk óók een nieuwe bezienswaardigheid: de twee glazen balkons tegen de toren. Verhagen: „Dat zorgde voor een heel ander publiek: mensen die de kerk wilden komen bekijken. En die wilden niet betalen voor een beurs die toevallig óók binnen aan de gang was, maar die ze uit zichzelf nooit zouden bezoeken.”
Verhagen maakte vervolgens een ronde langs allerlei grote kerken, om te kijken hoe andere bestuurders het deden. „Kerken bleken vaak een eigen specialisme te hebben. De Laurenskerk in Rotterdam richt zich helemaal op muziek, de Oude en de Nieuwe Kerk in Amsterdam gaan voor tentoonstellingen, de Pieterskerk in Leiden is een vijfsterren businesslocatie, en de Stevenskerk in Nijmegen is een klassieke kerk, vrij toegankelijk voor het publiek. Elke kerk heeft een eigen DNA, de kunst is om daar goed bij aan te sluiten.”
Het werd een culturele bestemming voor de Eusebiuskerk. „Deze kerk is na de Tweede Wereldoorlog herbouwd, het is dus niet helemaal een klassieke kerk. We hebben stripfiguren in het nieuwe beeldhouwwerk, we hebben gekke glazen balkons… De Eusebius is een kerk met lef. We vonden dat het gebouw een culturele attractie moest worden voor jong en oud, dat het meer zou bieden dan een lege kerkzaal. Op deze plek moest een bijzondere beleving van kunst en geschiedenis tot stand komen.”
Zodoende kunnen bezoekers nu met de panoramalift in de toren opstijgen naar de glazen balkons, of in de kerk afdalen in de gerestaureerde grafkelders. In de toren wordt bovendien het verhaal van de Slag om Arnhem verteld, en in het koor is een expositie over de glorietijd van Gelre –de periode rond 1500– te zien. „Die twee verhalen hebben met de identiteit van mensen uit Arnhem en uit Gelderland te maken. Die herinneren ons aan waar we vandaan komen, waar deze stad vandaan komt.”
Kerkzaal en koor blijven vrij toegankelijk voor het publiek, is de bedoeling. Maar wie de rest van het gebouw –de toren en de grafkelders en alle bezienswaardigheden die daarbij horen– wil zien, moet een kaartje kopen.
De Eusebiuskerk is daarmee vooral een culturele bezienswaardigheid geworden, een gebouw met museumstatus, dat mensen moet samenbinden met gedeelde herinneringen en verhalen. Toch herinnert nog veel aan het vroegere, religieuze karakter van het gebouw. De serene sfeer van een gotische kerk is terug, na een periode van rumoerige evenementen waarvan de inhoud vaak geen enkel raakvlak had met het christelijke geloof van weleer. Geen houseparty’s meer dus in de kerk van Johannes Fontanus, Kasparus Alardin en Wilhelmus Themmen.
„Zes keer per jaar wordt er nog een dienst gehouden in de Eusebiuskerk”, vertelt Meike Verhagen, „en dat vind ik heel belangrijk. Die kerkdiensten vormen toch de ziel van de kerk, dat is waar de kerk voor bedoeld is. Zo hebben we hier elk jaar in september een herdenkingsdienst van de Slag om Arnhem. Zulke bijzondere kerkdiensten, waar veel mensen uit de stad op afkomen, zou ik hier wel vaker willen hebben.”