Jakarta stelt grenzen aan hulp Atjeh
De Indonesische regering stelt beperkingen in voor hulpverleners om naar afgelegen rampgebieden in de provincie Atjeh te reizen. Hulpverleners die buiten de hoofdstad Banda Atjeh en de stad Meulaboh willen werken, moeten daarvoor eerst toestemming vragen.
Dat heeft de Indonesische coördinator voor de hulpverlening in Atjeh, Budi Atmaji, dinsdag gezegd. Hij zei dat de Indonesische autoriteiten de veiligheid van de hulpverleners buiten Banda Atjeh en Meulaboh niet kunnen garanderen.
De afgelopen dagen waarschuwden Indonesische militairen voor aanslagen op hulpverleners door rebellen van de Beweging Vrij Atjeh. Tegelijkertijd bestaat bij internationale journalisten in Atjeh het idee dat het leger in deze omstandigheden de zaak weer in de greep wil krijgen.
Volgens de BBC heeft legerleider Suharto toegegeven dat de beperkingen de hulpverlening kunnen belemmeren. Hij beschuldigde de Beweging Vrij Atjeh van het roven van hulpgoederen. Hulporganisaties hebben daarvan overigens geen melding gemaakt, aldus de BBC.
Tijdens een bezoek aan Londen zei de Indonesische minister van Buitenlandse Zaken, Hassan Wirajuda, dat hij „optimisme voor verzoening aan beide kanten” waarnam.
Het Internationale Rode Kruis (ICRC) heeft in Atjeh ongeveer 200.000 overlevenden van de tsunami nog geen hulp kunnen bieden, zei secretaris-generaal Markku Niskala maandag.
In Atjeh vielen de meeste doden van de tsunami in heel Indonesië. Het officiële dodental is nu de 105.000 gepasseerd, maakte het ministerie van Sociale Zaken dinsdag bekend. Nog eens meer dan 10.000 mensen worden vermist. Meer dan twee weken na de zeebeving is slechts de helft van de slachtoffers geborgen.
Ook in Sri Lanka blijkt de hoop dat de gebeurtenissen kalmte zouden brengen in het langdurige conflict, ongegrond te zijn. De Tamil-Tijgers beschuldigen de regering van het belemmeren van hulpverlening in het noorden van het eiland.
De hulp aan Azië mag niet betekenen dat er geen geld meer overblijft voor andere rampgebieden, zoals Sudan, Burundi en Congo. Dat zei maandag de hoge commissaris voor de vluchtelingen van de VN, Ruud Lubbers. „We zouden er spijt van krijgen als we later zouden zeggen: In 2005 deed de wereld het heel goed in de reactie op de ramp in Azië, maar we vergaten even dat er ook andere problemen waren en nu betalen we de rekening voor een tekort aan aandacht.”
Dinsdag komen in Genève ook vertegenwoordigers van ongeveer 150 landen bij elkaar om onder leiding van de Verenigde Naties te vergaderen over de hulp. De donorlanden buigen zich onder meer over de vraag op welke wijze kan worden bereikt dat de toegezegde financiële steun inderdaad de landen in Azië en Oost-Afrika bereikt.
Op deze donorconferentie maak de Nederlandse minister Van Ardenne (Ontwikkelingssamenwerking) bekend hoe groot het precieze bedrag is dat de regering geeft. Eerder had ze „enige honderden miljoenen euro’s” toegezegd.
De 57 landen die zich hebben verenigd in de Organisatie van Islamitische Landen (OIC) stellen voor de tsunami-slachtoffers 91 miljoen euro beschikbaar.