OpinieOpinie

Mijmeren over het jaar van de boerenprotesten

Welhaast aan het eind van 2022 gekomen, kan ik bij het invallen van de schemering wat mijmeren. Mijmeren is zonder plan dwalen door je gedachten. Zo in gedachten verzonken zijn, wordt ook wel aanhoudend peinzen genoemd. Lijkt mijmeren op een dromerig ronddwalen, peinzen daarentegen lijkt meer op een langzaam voortwandelen, waarbij zijwegen worden afgetast.

Henk Kievit
22 December 2022 14:23Gewijzigd op 23 December 2022 09:55
„Boeren voelen een levensbedreiging voor hun eeuwenoude beroep en wijze van bestaan.” beeld ANP, Catrinus van der Veen
„Boeren voelen een levensbedreiging voor hun eeuwenoude beroep en wijze van bestaan.” beeld ANP, Catrinus van der Veen

De filosoof Cornelis Verhoeven (1928-2001) schreef hierover: „‘Mijmeren’ heeft niet de tobberige ernst van ‘piekeren’, niet de argwaan wekkende pretenties van ‘speculeren’, niet het ethische gewicht van ‘zich bezinnen’ en niet de zwaarte van ‘peinzen’, maar het spreekt bijna plechtig zijn eigen ritardando (= ‘vertragen’ in spelen van muziek) uit en lijkt door de klank van het woord zelf al aan te duiden wat het wil zijn.”

Ik sprak dit jaar veel mensen die zich afvroegen waarom boeren doorgaan, ook al lijkt hun toekomst vol moeilijkheden! Maar boer-zijn is een levenswijze, waarin de vrijheid van het bestaan op het platteland, ondernemerschap, vakmanschap en liefde voor gewas en dier naar voren komen. En dat in generaties en tradities, grond- en cultuurgebonden. Dit alles is geweld aangedaan door een eendimensionale benadering van industriële schaalvergroting en kostenverlaging, concurrerend tegen wereldmarktprijzen.

Terwijl ik zo mijmerde over het bijna vervlogen jaar van onder andere boerenprotesten, stikstof, landbouwtransitie, biodiversiteit en natuur, schoot mij het gedicht ”De Dieren” uit de bundel ”Opvluchten” (1922) van Aart van der Leeuw in gedachten:

De landman gaat, nu de avond is gevallen,
En de arbeid slaapt, voor ’t laatst zijn hoeve rond;
Hij keurt het werk der knechts in schuur en stallen,
En als zijn schaduw volgt hem trouw de hond.

Hij toeft bij ’t vee, en luistert hoe het ademt;
Rond schoft en horen hangt een warme damp,

Die met een geur van zomer hem bewademt,
En in een nimbus nevelt om de lamp.

Dan loopt hij tastend langs de ruif der paarden,
Verwelkomd door een dreunend hoefgeklop;
Hij spreekt hen aan, en streelt een ruig behaarde,
Een speels hem toegestoken manenkop.

En als hij eindlijk, rustig na ’t volbrachte,
De handen boven ’t vlammend houtvuur heft,
Vervult hem nog de ontroerende gedachte,
Aan wat rondom hem leeft en niet beseft.

Hij peinst, en leest in ’t Boek met koopren sloten,
Het hoofdstuk uit, dat Noachs tocht beschrijft,
Hoe de arke met haar simple reisgenoten,
Lang op de oeverloze zondvloed drijft.

Gans in het wonderbaar verhaal verloren,
Terwijl hij mijm’rend in de haardgloed staart,
Lijkt het hem of, door God daartoe verkoren,
Hij met zijn dieren over ’t water vaart.

Het gedicht ademt een boerenbestaan in een voorbijgegane eeuw. Het begint al met een oud woord voor boer, „landman”, dat de sfeer aangeeft. Je ruikt welhaast de winteravond. Het werk rust op het boerenerf. Hij kijkt voor het laatst in „schuur en stallen”, waarbij hem een „schaduw” trouw volgt. Het gaat daar over „de hond”, wat het zelfbewuste, waakzame bestaan van het dier op dit boerenerf benadrukt. De verbondenheid van de boer met zijn vee blijkt uit het luisteren naar hen in een karakteristieke stalsfeer, waarin de warme damp rondwolkt om de lamp en de paarden worden gestreeld. Terwijl hij de handen boven het houtvuur verwarmt, mijmert hij over die verantwoordelijkheid voor de levende have. Voor deze boer is het agrarisch bedrijf geen maximale-winstmachine, maar een levenswijze met zijn dieren. Zo verstild, slaat hij de oude Statenbijbel open en treedt Noach naar voren als landman om voor de dieren te zorgen in moeilijke omstandigheden. Een dergelijke verantwoordelijkheid voelt de boer voor zijn vee.

Zo vertraagt mijn denken, even weg uit de dagelijkse beslommeringen, en zie ik al die boeren met hun vee, akkers, dieren en bezittingen „drijvend” over de woeste baren van de huidige samenleving in transitie. Zij voelen een levensbedreiging voor hun eeuwenoude beroep en wijze van bestaan. Ze beseffen dat aanpassingen en vernieuwingen met het oog op de toekomst nodig zijn. Daarbij tevens het doorgeven van de geërfde tradities van generatie op generatie in hun lokale leefomgeving. Wie helpt hen?

Zo vertragend in mijn gedachten schakel ik peinzend over naar een ander verhaal in die Statenbijbel. Ook doorgegeven van generatie op generatie. Over de geboorte van het Kerstkind Jezus in een beestenstal in Efratha’s velden. Hij overwon elke moeilijke omstandigheid. Ik wens u in de komende kersttijd veel mijmeringen en gezegende overpeinzingen daarover. Soli Deo Gloria.

De auteur werkt bij de CHE en Nyenrode.

Meer over
Stikstof

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer