Westen opvallend stil rond betogingen Iran
Eind 2010 braken er opwindende tijden aan in het Midden-Oosten en Noord-Afrika. Er ontstonden overal opstanden, die begonnen in Tunesië. Via Egypte en Libië vonden ze hun weg naar de rest van de regio.
De veelal jonge demonstranten konden op alle hulp rekenen uit het Westen omdat vooral Europa hierin een democratiseringsbeweging zag. Feitelijk handelde het Westen hier in strijd met zijn eigen belangen. De regimes die begonnen te sneuvelen waren namelijk in meerderheid westerse bondgenoten. Europa gunde de volkeren in de islamitische wereld immers democratie en vrijheid. Deze Arabische lente ontwikkelde zich helaas niet zoals men had gehoopt. Men had te weinig rekening gehouden met het feit dat in vrijwel alle landen in het Midden-Oosten islamisten in de startblokken stonden, gereed om de macht over te nemen en te beginnen met het implementeren van een antiwesterse agenda.
Er was nog een ander volk dat smachtte naar verandering en vrijheid. Al in 2009 waren in Iran protesten uitgebroken. Demonstranten eisten indertijd een hervorming van het bestaande systeem. In de Iraanse theocratie wordt het beleid bepaald door ayatollah Ali Khamenei en een aantal moellahs. Men had echter een systeem van verkiezingen ingebouwd dat de indruk moest geven dat Iraniërs hun eigen president en parlement konden kiezen. Het ontevreden volk kon dan uiting geven aan zijn boosheid door het kiezen van zogenaamde hervormers.
Langzaam maar zeker brak bij vooral jonge Iraniërs het besef door dat het systeem in hun land onmogelijk veranderd kon worden volgens hun wensen en dromen. Hun boosheid groeide en explodeerde enkele maanden geleden opnieuw na de tragische dood van de Koerdische Mahsa Amini.
De huidige demonstranten in Iran verlangen niet langer een hervorming van het regime omdat ze weten dat dit eenvoudigweg niet kan. Ze eisen daarom dat dit corrupte regime verdwijnt. ”Vrouwen, leven, vrijheid” luidt de leuze die de Iraniërs in de straten en op de pleinen van hun steden en dorpen scanderen.
Dit is voor het Westen een gunstige ontwikkeling omdat het Iraanse regime, in tegenstelling tot de Arabische heersers in 2011, buitengewoon antiwesters is. De leiders in Teheran zijn vooral de laatste jaren steeds nauwer gaan samenwerken met Rusland en China. Men zou dus logischerwijs verwachten dat westerse politici hun volle gewicht zouden gooien achter de naar leven en vrijheid snakkende Iraanse bevolking. Men hoeft hier niet te vrezen dat islamisten de macht zullen overnemen. Prowesterse sentimenten zijn wijd verspreid onder vooral Iraanse jongeren. Net als in 2009 houdt het Westen zich echter opvallend stil.
Met de val van de Iraanse Shah in 1979 kreeg de politieke islam wereldwijd de wind in de zeilen. In de islamitische wereld was deze gebeurtenis te vergelijken met de val van het IJzeren Gordijn in Europa. Het is niet lastig te voorspellen dat het verdwijnen van de huidige Iraanse theocratie opnieuw een aardverschuiving zal betekenen in de islamitische wereld. In Iran staat een goed en hoog opgeleide bevolking klaar om haar lot in eigen handen te nemen.