Landsadvocaat: discussie over rol koning hoort niet in rechtszaal
Een discussie over de rol van de koning in het staatsbestel hoort thuis in het parlement of de samenleving en niet in de rechtszaal. Dat betoogde landsadvocaat Reimer Veldhuis woensdag tijdens een zaak aangespannen door Vereniging De Republiek, voorheen het Republikeins Genootschap, en stichting De Republikein. De twee partijen willen „de macht” van de koning in de rechtspraak inperken.”De Staat gaat een inhoudelijke discussie niet uit de weg, maar die hoort hier niet thuis”, aldus Veldhuis die de rechter vroeg om de eisende partijen niet ontvankelijk te verklaren.
De positie die de koning zou hebben in de rechtspraak is de republikeinen „een doorn in het oog”, en gaat volgens de organisatie in tegen het Europees recht op een eerlijk en onafhankelijk juridisch proces. „Tussen ons en een koning die zijn macht misbruikt, staan in feite alleen goede manieren. Dat is voor het recht niet genoeg”, vindt de advocaat van de eisers, Ewout Jansen.
Om de onafhankelijkheid van de rechter te waarborgen ziet Jansen het portret van het staatshoofd het liefst uit rechtszalen verdwijnen. „Het staat niet in de wet.” Ook heeft hij er bezwaar tegen dat boven alle vonnissen de uitdrukking „in naam van de koning” staat.
„Ik denk dat je pas echt onafhankelijk bent als hij niet de wetten bekrachtigt en rechters benoemt”, aldus Jansen. Zijn huidige rol zou de koning een voordeel op kunnen leveren als hij zelf een proces voert, vinden de eisers. Zij willen dat dat verandert, tot die tijd zou de koning een procesverbod moeten krijgen.
De landsadvocaat stelde dat de bevoegdheden van de koning niet gezien moeten worden als privileges maar „procedurele regels die horen bij zijn bijzondere positie”. En dat het gaat om uitsluitend symbolische macht. Onder meer bij het zetten van zijn handtekening onder wetten, benoemingen van rechters en zijn positie als voorzitter van de Raad van State. „Er zijn voldoende waarborgen dat de rechter niet onder druk staat van de wetgevende of de uitvoerende macht”, volgens Veldhuis.
De koning was niet zelf aanwezig maar had een vertegenwoordiger gestuurd. Die zei namens het staatshoofd: „Het is niet aan de koning om zijn eigen staatsrechtelijke positie te verdedigen, dat is aan de grondwetgever en de bevolking.” Wel benadrukte hij dat ook de koning als privépersoon het recht moet behouden om naar de rechter te stappen, als er bijvoorbeeld inbreuk gemaakt wordt op zijn privacy.
De rechtbank doet op 8 maart uitspraak.