SP wil snel debat over rapport over hulp aan Syrische rebellen
De SP vindt dat de Tweede Kamer onvolledig en onjuist is ingelicht over het hulpprogramma aan Syrische rebellengroepen. Dat blijkt volgens SP’er Jasper van Dijk uit het onafhankelijke onderzoek naar die hulp. Het rapport van de commissie-Cammaert kwam vrijdag naar buiten. Hij wil snel een debat erover met minister Wopke Hoekstra (Buitenlandse Zaken).
De commissie stelt dat de Kamer „zeer beperkt” op de hoogte werd gehouden over het steunprogramma. De regering was volgens de SP’er niet eerlijk over de hulp en bovendien was die in strijd met het non-interventiebeginsel. De SP was vanaf het begin tegen het programma. Een ruime meerderheid steunde wel het programma, dat liep tussen 2015 en 2018. De commissie meldt dat er in die jaren geen Nederlandse spullen onbedoeld bij jihadisten of terroristen terecht zijn gekomen.
GroenLinks-Kamerlid Tom van der Lee vindt dat een belangrijk punt. „Ik wist natuurlijk allang dat het interveniëren in zo’n complexe burgeroorlog als die in Syrië, met tal van strijdende partijen, erg veel risico’s bevat. Dat er geen aanwijzingen zijn gevonden dat Nederlandse steun direct bij organisaties terecht is gekomen die op lijsten van terroristische organisaties staan is belangrijk.”
Het rapport sterkt Sjoerd Sjoerdsma van D66 in zijn overtuiging dat het kabinet de juiste keuze heeft gemaakt „ondanks de gemaakte fouten”. Hij is opgelucht dat niet onbedoeld jihadistische groepen zijn gesteund. Wel had Buitenlandse Zaken de Kamer beter moeten informeren, vindt hij. Het rapport laat volgens hem duidelijk zien hoe moeilijk de keuze was die het kabinet destijds moest maken.
Het CDA was destijds geen voorstander van de hulp. „Dit rapport erkent de zorgen die het CDA steeds heeft geuit over de steun aan Syrische rebellen”, zegt CDA-Kamerlid Agnes Mulder. „Het is goed dat het onderzoek waar wij om hebben gevraagd de duidelijkheid geeft dat Nederland geen steun heeft geboden aan terroristische of jihadistische organisaties. Het rapport toont ook dat Nederland in de toekomst door een meer realistische bril moet kijken naar betrokkenheid bij gewapende buitenlandse conflicten.”