„Ze vechten zich er wel doorheen”
„Ik ben blij dat ik niet in hun schoenen sta”, zegt Gerben Wijnja over de inwoners van noordoostelijk Sri Lanka. De Nederlander woont sinds twee jaar in de Srilankaanse stad Trincomalee. Hij verricht daar ontwikkelingswerk. Op 26 december kwam het water ook in zijn huis. „Maar bij ons viel de schade gelukkig mee”, zegt hij laconiek.
Wijnja en zijn vriendin zijn de enige twee Nederlandse bewoners van de noordoostelijke kuststreek. Een gebied dat het al meer dan twintig jaar moeilijke tijden doormaakt vanwege de gevechten tussen de Tamil Tijgers en het Srilankaanse leger. „Sinds de wapenstilstand van 2002 begon het eindelijk wat beter te worden, en nu krijgen ze dit.” De vloedgolven richtten verwoestingen aan in een gebied dat het tijdens het gewapende conflict tussen de Tamil Tijgers en het leger ook zwaar te verduren had. De bewoners moeten nu weer helemaal opnieuw beginnen. Ik ben zelf positief ingesteld. De mensen hier zijn heel sterk. Maar ik ben blij dat ik niet in hun schoenen sta. Ik zou me murw geslagen voelen.”
Wijnja ziet verscheidene „struikelblokken” voor de heropbouw van de noordoostkust van Sri Lanka. Het gaat om problemen waarmee het zuiden, dat ook hevig door de tsunami is getroffen is, niet heeft te kampen. „Een van de struikelblokken is dat inversteerders zijn geschrokken.” Pas sinds de wapenstilstand weten investeerders eindelijk weer de moed op te brengen om in de regio te komen, legt hij uit. „Zullen, met alle onzekerheden nu alles vernietigd is, de grote investerdeers hun geld nog in de regio willen steken?” Niet enkel investeringen zijn van de kaart geveegd, ook veel ontwikkelingswerk is verwoest. Sri Lanka heeft niet de financiële mogelijkheden het land zelf weer op te bouwen, stelt de ontwikkelingswerker.
„De Wereldbank heeft onlangs een stuk aan een ziekenhuis gebouwd. Dat is door het water vernietigd. Er is geld nodig om dat weer op te bouwen. Sri Lanka kan daarbij absoluut niet zonder hulp van het buitenland. Dat is zo klaar als een klontje.” Een ander struikelblok is de positie van de vissers. De visserij vormt na het toerisme de belangrijkste bron van inkomsten voor de regio. „De toeristenindustrie herstelt zich misschien wel weer. Maar de vissers zijn alles kwijt.” Hun geringe sociale positie bemoeilijkt de hulp, lijkt Wijnja te willen zeggen. Snel weer aan het werk gaan, is er voor de vissers niet bij. Op het ogenblik wil niemand meer vis eten vanwege de lichamen die in zee drijven.
„De vraag is: Hoe lang blijven mensen bang om vis te eten?” Wijnja ziet ook positieve kanten die de heropbouw vergemakkelijken. De infrastructuur in Trincomalee is niet fundamenteel aangetast. Die was al slecht. En, vervolgt hij, „heel veel infrastructuur in het achterland bestaat gewoon nog. Het is vaak maar een strook van 300 meter die door de tsunami is verwoest.” Sri Lanka biedt ook een goede basis voor het herstel van de toeristenindustrie, volgens Wijnja. „De kennis en de sociale structuur zijn niet vernietigd.” Waar hij zich wel zorgen over maakt, is de vraag hoe lang toeristen wegblijven. „Maar Sri Lanka heeft een goede naam als toeristenbestemming. Het is niet te vergelijken met een gebied zoals Darfur.”
Het karakter van de bevolking is een pluspunt bij de wederopbouw, meent Wijnja. „Srilankanen hebben een bewonderenswaardige, soms irriterende gelatenheid. Ze berusten in hun lot.” Ook de ervaringen van de bevolking in de afgelopen twintig jaar zijn een plus. „In het noordoosten denken ze snel: Dat hebben we al eerder meegemaakt. Het kan aan mijn karakter liggen”, vervolgt de ontwikkelingswerker, „maar mijn conclusie is dat de bevolking zich er wel doorheen zal vechten.”