”Dutch pay” verwijst in Korea naar het delen van de rekening
In iedere taal ter wereld vermengen neologismen en buitenlandse leenwoorden zich in het dagelijks taalgebruik. In het Nederlands laten we soms wel heel easy Engelse woorden onze taal binnendringen.

Soms gebeurt dat niet eens correct: dan lees ik in nieuwsberichten lelijke anglicismen als hoeveel Oekraïens grondgebied de Russen ”controleren”, hoe het na de ”tarieven” van de ”administratie” van Donald Trump gesteld is met de ”globale” economie en hoe Noord-Korea zwaar ”gesanctioneerd” is.
In Zuid-Korea laat ik mijn taalpurisme juist varen en ben ik dol op buitenlandse leenwoorden. Het lastigste aan de Koreaanse taal leren is dat de woorden geen enkele relatie hebben tot de Europese talen die ik machtig ben en ik ze dus maar moeilijk onthoud. Vertel me echter dat banaan in het Koreaans ”banana” is en ”bitamin” vitamine betekent – en ik onthoud het in één keer.
Berucht is wat wel Konglish genoemd wordt: Engelse woorden die niet helemaal correct zijn overgenomen in het Koreaans. ”Handipon” is overgenomen van het Engelse ”hand phone” en betekent mobiele telefoon. Waar de Engelsen over ”window shopping” spreken als ze etalages bekijken zonder iets te kopen, is dit in het Koreaans ”eye shopping” geworden. Dat is nog te snappen, maar dat ”knit” voor gebreide trui staat en ”selpu” voor zelfbediening staat, raad je niet zo een-twee-drie.
Zuid-Koreanen werken gemiddeld 1901 uur per jaar, Nederlanders 1427 uur
Nederlandse leenwoorden heb ik niet kunnen ontdekken, al bestaat ”Dutch pay” wel voor de rekening delen. Vaak lokt mijn nationaliteit meteen een gesprek uit over de bekendste Nederlander in Zuid-Korea: voetbalcoach Guus Hiddink. Duitse woorden vind je na een tijdje wel: allergie en ideologie zijn hetzelfde in de Koreaanse taal. Op veel kroegen is het woord ”Hof” groot afgebeeld naast een groot glas bier – en geeft aan dat hier vooral bier in halve literpullen wordt geschonken. Dat hier eigenlijk het Duitse en Nederlandse hof staat, zal vermoedelijk onbekend zijn, het is afgeleid van het beroemde Münchense Hofbräu.

Het bijzonderste woord dat mij ter ore kwam was ”arbeiten”. Dat is een makkie, dacht ik aanvankelijk: werken. Vreemd echter dat ik dat werkwoord al kende in de vorm van ilhada, dus wat maakte dit woord anders? „Dat woord betekent specifiek in deeltijd werken”, legde een Koreaanse vriend uit, al gebruiken we in het Nederlands inmiddels al vaker ”parttime”.
Meteen herinnerde ik mij uit een stuk dat ik ooit schreef over de Zuid-Koreaanse werkcultuur dat burgers gemiddeld 1901 uur per jaar werken (OESO-cijfers uit 2022), bijna het meest van alle ontwikkelde landen. En hoewel Nederland (1427 uur) de titel ”deeltijdkampioen” kent, staan de Duitsers met 1340 uur helemaal onderaan het lijstje.
Sinds ik dit fun fact weet, deel ik met zowel Duitse als Koreaanse gesprekspartners graag mijn theorie dat dit taalverschil is ontstaan omdat wat voor Duitsers als fulltimewerkweek geldt in Zuid-Korea een parttimewerkweek is. Hoewel je het andersom zou verwachten, lachen Zuid-Koreanen hier altijd harder om dan Duitsers.