Egeland maakt zich zorgen om andere rampgebieden
Ondersecretaris–generaal voor Humanitaire Zaken en Noodhulp–coördinatie van de Verenigde Naties, Jan Egeland, is onder de indruk van het internationale engagement om de door een tsunami getroffen landen in Azië te helpen. Hij waarschuwde de wereld er donderdag vanuit New York echter tegelijkertijd voor noodsituaties in andere gebieden zoals Congo en Sudan niet te vergeten.
„Zoals de situatie zich ontwikkelt, ben ik in toenemende mate tevreden met hoe de wereld reageert op de tsunami slachtoffers maar maak ik me ook in toenemende mate zorgen over alle vergeten en verwaarloosde noodsituaties", aldus de Noor. De Democratische Republiek Congo en Sudan hebben ook hulp nodig, meent hij.
Schattingen van het International Rescue Committee van duizend doden per dag in Congo zijn volgens hem „zeer accuraat." „Als er duizend mensen per dag omkomen, betekent dat 365.000 per jaar", waarschuwt de VN’er.
Wat er gebeurt in het Grote–Merengebied kan volgens hem uitgroeien tot het grootste schandaal van de afgelopen jaren, zelfs na de genocide in Rwanda gaat het nog door. „Afgezien van het door tsunami’s getroffen gebied, zou ik zeggen dat Congo het gebied is waar momenteel de meeste doden vallen door verwaarlozing, gebrek aan aandacht, en gebrek aan aanwezigheid van de internationale gemeenschap".
We hebben meer middelen nodig voor Congo, ook om het verschrikkelijke seksueel misbruik en geweld dat nog altijd hoogtij viert, te stoppen. „Er zijn binnen een jaar net zoveel naamloze slachtoffers in het oosten van Congo en in Darfur in het westen van Sudan als in het door tsunami’s getroffen gebied, en ik hoop dat de wereld net zo barmhartig is tegen de weerloze slachtoffers in Congo en Sudan", aldus Egeland.