CDA: Jeugdzorg dreigt pinautomaat voor elite te worden
Het roer in de jeugdzorg moet om, vindt het CDA. Kamerlid René Peters: „Er is een industrie ontstaan om volstrekt normale kinderen te helpen.”
„De filosoof droomt zich een ideale wereld. De politicus dramt naar de ideale wereld.” Met die opvallende woorden probeerde CDA-woordvoerder René Peters maandag de Tweede Kamer de spiegel voor te houden in het debat over de jeugdzorg. Het jeugdzorgstelsel dat in 2015 van kracht werd, legt de verantwoordelijkheid bij gemeenten, maar bracht tot dusver geen verbetering. De kosten zijn geëxplodeerd, terwijl de wachtlijsten voor kwetsbare kinderen zo lang zijn dat de jeugdbescherming met medeweten van het kabinet mag gaan bepalen welke hulpvragen prioriteit krijgen.
Het is voor Kamerleden lastig de reflex te doorbreken om het kabinet bij elk probleem steeds te vragen om extra budget, erkent het CDA. Peters: „Toch vind ik dat we ons opnieuw de vraag moeten stellen wat jeugdzorg is of zou moeten zijn.”
Concreet doet het CDA-Kamerlid drie oproepen. Eén: Stoppen met het maakbaarheidsdenken. „De lijst met incidenten waarbij de overheid besluit om in te grijpen met professionele hulp groeit nog steeds. Is dat niet een soort risico-regelreflex geworden? Twee: De meldcultuur aanpakken. „In plaats van hulp te bieden, doen instanties die al in een gezin aanwezig zijn, zoals de politie, de school en hulpverleners meldingen dat er mogelijk nog meer aan de hand is. Een verrijkte melding, heet dan in jargon, op basis waarvan de jeugdbescherming uiteindelijk vaak in actie komt. Maar jeugdbescherming is geen markt, het is een overheidstaak waarbij goede rechtsbescherming voorop hoort te staan. In de jeugdzorg zijn we vergeten dat niets doen en de zaak nog even aanzien vaak een hele verdedigbare optie is.”
Peters’ derde suggestie gaat over de jeugdzorguitgaven. Bij welke groep komen die nu terecht?, vraagt de CDA’er zich af. „Wethouders geven ons aan dat een veel en veel te groot deel van het jeugdzorgbudget uitgegeven wordt in wijken waar de problemen statistisch gezien het kleinst zijn. 92 procent van de kinderen met dyslexie heeft midden- en hoogopgeleide, witte ouders. Zij weten de weg te vinden naar steeds meer lichte zorg. Hulp voor leerproblemen, eenzaamheids-, faalangst- en lichte somberheidsklachten. Zo wordt de overheid in plaats van een schild voor de zwakken een pinautomaat voor de rijken.”
Een slimme, op bepaalde typen zorg gerichte, inkomensafhankelijke bijdrage zou volgens het CDA een oplossing kunnen zijn.