Halsema houdt vast aan aanpak jongeren op weg naar de misdaad
De zogeheten Top400, de Amsterdamse aanpak van jongeren die dreigen af te glijden naar de criminaliteit, is een goed instrument en daar houdt het stadsbestuur dus aan vast. Dat heeft burgemeester Femke Halsema donderdag laten weten aan de gemeenteraad.
Van verschillende kanten, onder meer in de IDFA-documentaire Mothers, is de afgelopen tijd kritiek geuit op de Top400. De methode zou jongeren op basis van lichte vergrijpen op de lijst zetten, stigmatiserend werken, ouders onvoldoende betrekken en te veel nadruk leggen op repressie. Er was zelfs een oproep van onderzoekers om helemaal met de aanpak te stoppen.
Halsema is het daar niet mee eens, schrijft ze. „Als gemeente, veiligheids- en zorgpartners zoeken we doorlopend naar de balans tussen niet onnodig ingrijpen en niet te lang wachten met ingrijpen als jongeren dreigen af te glijden in criminaliteit. In de berichtgeving van de laatste dagen werd gesteld dat die balans op dit moment zou doorslaan naar te vroeg ingrijpen. Die mening deel ik niet.”
Volgens de burgemeester is vroegtijdig ingrijpen juist de beste manier om een carrière in de misdaad te voorkomen. Om jongeren op te nemen in het begeleidingstraject zijn er „toetsbare criteria”: schoolverzuim, lid zijn van een jeugdbende of overlastgevende groep, en minimaal twee aanhoudingen voor een misdrijf, waarvan ten minste één voor een ‘high impact crime’ zoals moord, doodslag, mishandeling of straatroof. „De Top400 is dus nadrukkelijk niet bedoeld voor de jongeren die alleen puberaal gedrag vertonen of overlast geven. Het beeld dat in sommige mediaberichten werd neergezet dat je alleen ‘voor het stelen van een blikje cola’ in de aanpak kunt komen is niet terecht.”
Jongeren die die dingen op hun kerfstok hebben, gaan een traject in waarbij gemeente, politie, jeugdbescherming, ouders en scholen samenwerken. Zo krijgen ze uitzicht op een „positieve toekomst”. Deze maatwerk-aanpak wordt door al die partijen gezien als effectief, aldus Halsema.