Gevonden
God stuit de zondaar in zijn loop, daar hij met een volle ren naar de hel loopt. Dan laat God door Zijn Woord en Geest een licht in zijn ziel opgaan. De zondaar komt door dat licht zijn onvermijdelijk gevaar in te zien. Hij ziet zichzelf gruwelijk mismaakt, overdekt met de schuld van zijn zonden. Hij ziet God in Zijn heiligheid en zichzelf in zijn dodelijke onmacht. Met één woord: hij is op de kant van het eeuwig verderf.Wijsheid, rijkdom, eer, ja de gehele wereld kan hem gestolen worden. De Heere Jezus ontdekt Zichzelf als een Heiland, Die alleen gezocht en gediend moet worden. Door het geschonken licht omhelst hij Hem door het geloof. Hij vindt Hem, van Wie hij zo schandelijk was afgevallen, maar hij vindt Hem niet voor hij door Hem gevonden wordt. De Heere Jezus heeft hem gevonden; arm, dood, ellendig, walgelijk en geheel mismaakt. Hij opent de zondaar de ogen van het verstand, om God in Christus te zoeken tot zijn deel en tot zijn Verlosser. Hij is gevonden van Een, Die sterker is dan de satan en hijzelf.
Hij erkent dat God als Schepper en Onderhouder door hem, als Zijn schepsel, gediend moet worden. Hij ziet ook dat hij zijn eerste heer verloren heeft door de zonde, maar hij ziet ook dat hij door de Zoon zijn eerste heer weer leert kennen en verheerlijken. Hij vond Christus zijn Verlosser, Die hij niet zocht, maar hij werd door Hem gevonden.
Frederik van Houten, predikant te Middelburg (Het weergaloos goed, 1725)