Kamer debatteert over 1440 miljard pensioenvermogen
De Kamer buigt zich woensdag over een wet die regelt dat 1440 miljard euro aan pensioenvermogen wordt verdeeld over allemaal individuele potjes.
Voormalig minister Koolmees sloot namens het kabinet met werkgeversorganisaties, vakbonden en steun van politieke partijen het pensioenakkoord. De Tweede Kamer debatteert woensdag over de wet waarin de afspraken uit het akkoord zijn uitgewerkt. Vier vragen.
Wat verandert er door de pensioenwet?
Werknemers blijven pensioen opbouwen door maandelijks een deel van hun salaris af te dragen. Pensioenuitvoerders blijven dat geld beheren en beleggen. Op papier verandert er echter het nodige.
Als de pensioenwet wordt aangenomen door het parlement, zal de pensioenuitvoerder de maandelijks ingelegde premies op individueel niveau beheren en reserveren. Verder zal de omvang van de pensioenuitkering niet langer een vaststaand gegeven zijn.
Onder het huidige pensioenstelsel doet de pensioenuitvoerder de werknemer een belofte. Vanaf de dag dat hij met pensioen gaat, ontvangt hij levenslang een vast bedrag. De pensioenuitvoerder communiceert jaarlijks hoe hoog dat is.
Onder het nieuwe stelsel doet de pensioenuitvoerder geen belofte over de omvang van de pensioenuitkering. Werknemers zullen ook onder het nieuwe stelsel na pensionering een levenslange uitkering ontvangen, echter hoe hoog dat bedrag daadwerkelijk zal zijn wordt niet vooraf op papier vastgelegd. Wat pensioenuitvoerders wel kunnen doen, is jaarlijks voor de werknemer inschatten hoe hoog zij denken dat de pensioenuitkering zal zijn.
Verder verandert de wijze waarop de pensioenuitvoerder de ingelegde premies reserveert. Onder het huidige stelsel brengen jongeren en ouderen gezamenlijk het kapitaal op waarmee de pensioenuitvoerder zijn huidige en toekomstige verplichtingen moet kunnen nakomen.
Onder het nieuwe stelsel krijgt iedere deelnemer zijn eigen spaarpotje. De pensioenuitvoerder beheert en belegt de premies per individuele werknemer. Het door de jaren heen opgebouwde persoonlijke kapitaal komt op zijn pensioendatum beschikbaar voor de werknemer. Te zijner tijd vertaalt de pensioenuitvoerder dat vermogen in een levenslange uitkering.
Wat is de grootste uitdaging om het nieuwe pensioenstelsel in te voeren?
Deelnemers aan een pensioenfonds hebben onder de huidige regelgeving aanspraak op een pensioen van een zekere omvang opgebouwd. Al de aanspraken van mensen die pensioen opbouwen moeten worden vertaald naar persoonlijke spaarpotjes. Het totale pensioenvermogen −niet minder dan 1440 miljard euro− moet de komende jaren worden opgedeeld in individuele pensioenvermogens.
De opgave is om zowel jongere als oudere deelnemers recht te doen. Jongere werknemers hebben een andere uitgangspositie dan oudere. Met een euro premie die een jongere deelnemer inlegt, kunnen pensioenuitvoerders over een langere periode rendement behalen. Omdat de premie voor zowel oudere als jongere deelnemers een even groot deel van het inkomen beslaat, hebben jongere deelnemers relatief gezien te veel premie betaald.
Het is voor pensioenuitvoerders makkelijker om de overstap naar het nieuwe stelsel te maken naarmate ze er goed voorstaan. Onder meer de rente en de aandelenkoersen bepalen de uitgangspositie van pensioenfondsen. Verder kan een tussentijdse pensioenverhoging om gepensioneerden te compenseren voor de hoge inflatie de situatie beïnvloeden.
Hoe ver is de behandeling van de pensioenwet gevorderd?
Eind maart dit jaar diende minister Schouten (Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen) het wetsvoorstel in bij de Tweede Kamer. Inmiddels vergaderde de Kamer al tientallen uren over de pensioenwet. Het debat gaat woensdag richting de eindfase als de Kamer de wet plenair behandelt.
Het tijdpad van de nieuwe pensioenwet staat voortdurend onder druk. Vorige maand kondigde minister Schouten aan dat de wet in plaats van 1 januari 2023 op 1 juli dat jaar zal ingaan. Voor die datum moeten zowel de Tweede als Eerste Kamer hebben ingestemd. Daarna ligt de bal bij de pensioenfondsen die de overstap naar het nieuwe stelsel moeten gaan maken. Uiterlijk 1 januari 2027 moet de klus geklaard zijn.
Wat willen politieke partijen aan het wetsvoorstel veranderen?
Het zit een groot deel van de oppositiepartijen dwars dat niet duidelijk is hoe de overstap naar het nieuwe pensioenstelsel zal uitpakken als de inflatie hoog blijft. Zij willen dat de minister in doorrekeningen rekening houdt met inflatie van zes procent of hoger. Fractie-Omtzigt, PVV, SP, JA21, fractie-Den Haan en BBB willen de wet niet plenair behandelen, zolang deze berekeningen er niet zijn.
De partijen krijgen inhoudelijk bijval van tientallen oud-politici, oud-bestuurders en pensioenexperts. Zij lieten recent in een brandbrief aan de Tweede Kamer weten dat het nieuwe pensioenstelsel onverantwoord is in deze tijd van economische onzekerheid en hoge inflatie. De veertig experts vrezen voor een drama in de uitvoering van de stelselwijziging en voor grote tegenvallers voor pensioenspaarders. Zij noemen de inflatie „de vijand” van het pensioenstelsel en denken dat het nieuwe pensioen het stijgende prijspeil niet zal kunnen bijbenen.
PvdA en GroenLinks lieten tijdens eerdere debatten doorschemeren niet tevreden te zijn met de wet zoals die nu op papier staat. Beide partijen steunden in 2019 het pensioenakkoord, maar vinden dat de afspraken uit het akkoord onvoldoende worden nagekomen.
Zo willen de linkse partijen dat er duidelijkere afspraken hoe pensioenfondsen het totale pensioenvermogen gaan verdelen over de persoonlijke spaarpotjes. In de huidige wet is volgens hen onvoldoende gewaarborgd dat dit eerlijk gebeurt.
Verder willen PvdA en GroenLinks extra maatregelen zodat de groep Nederlanders die geen aanvullend pensioen opbouwt zo klein mogelijk wordt. Beide partijen zijn belangrijk voor de regering vanwege de krachtsverhoudingen in de Eerste Kamer.