Corona-uitbraak in iPhonefabriek kan productie flink beperken
Een corona-uitbraak in een fabriek van Foxconn in de Chinese stad Zhenzhou kan flinke gevolgen hebben voor Apple. Veel personeel vertrok vanuit de fabriek, waar iPhones worden gemaakt, om niet in een quarantaine terecht te komen. In november zouden daarom tot een derde minder van de smartphones kunnen worden gemaakt, zeggen ingewijden tegen persbureau Reuters.
De fabriek in Zhenzhou, waar 200.000 mensen werken die ook op het fabrieksterrein wonen, werd vorige week getroffen door een corona-uitbraak. Het ging nog om relatief weinig gevallen, maar de directie van de fabriek trof meteen strenge maatregelen. Sommige mensen moesten daardoor in quarantaine in de slaapvertrekken, maar het bedrijf probeerde de gaten op te vangen door andere werknemers meer of langere diensten te laten draaien.
Werknemers zagen dat niet zitten en besloten dit weekend in groten getale de fabriek te verlaten. Ze gingen veelal terug naar huis, naar de dorpen in de buurt van Zhengzhou. Dat leidt tot verdere problemen in de iPhonefabriek waar nu minder lang geproduceerd kan worden.
Foxconn probeert ondertussen de schade voor de productie te beperken door meer iPhones te laten maken in een fabriek in Shenzhen. Foxconn zet 70 procent van alle iPhones wereldwijd in elkaar. Het maken van de smartphones van Apple is goed voor net iets minder dan de helft van de omzet van het Taiwanese Foxconn.
In Australië doemen andere problemen op voor Apple. Daar gaat een groot deel van het personeel van de Apple Stores opnieuw staken. Ze willen betere arbeidsvoorwaarden dan Apple hen tot nu toe bood.