De Deventer markt zit in de lift
Klanten verdwijnen en steeds meer markthandelaren hangen hun schort aan de wilgen. In Deventer is daar weinig van te merken. „Je kunt op de markt nog steeds prachtig mooi je boterham verdienen.”
Tussen marktkramen en winkelend publiek in zitten een paar tieners op een stenen bankje. Ze eten frikandelbroodjes en drinken cola, gehaald bij Albert Heijn.
Het lijkt tekenend voor het probleem waar markten tegenaan lopen. Markten zijn minder in trek, zeker bij jongeren. Uit cijfers van de Kamer van Koophandel blijkt dat er een dalende lijn zit in het aantal markthandelaren. Het aantal mensen dat wel eens een markt bezoekt is al vier jaar stabiel, maar op lange termijn loopt het aanzienlijk terug, blijkt bovendien uit data van marktonderzoeker GfK.
Niet op de markt in winkelcentrum Colmschate in Deventer. Op donderdagochtend wemelt het er van de mensen. „Ik merk niet dat het slecht gaat”, lacht Roald Smit, eigenaar van een beenmodekraam. „Bij ons gaat het juist alleen maar beter.”
Kwaliteit
Hij erkent dat het aantal kramen afneemt. „Maar dat is juist goed. Zo blijft er kwaliteit over. De ondernemers die het wel goed doen, blijven staan. En dat zijn vooral de jongens die op doordeweekse markten staan. Op zaterdagen merk je dat er ook hobbyisten staan. Die vallen sneller om.”
Dat het bepaald niet slecht gaat met de klandizie, ziet ook Ronald Teunissen, eigenaar van een bloemenkraam. „Er komen juist steeds meer mensen naar de markt. Mensen zijn erachter gekomen dat buiten winkelen veel prettiger is. Sinds corona zit het marktleven echt in de lift.”
Dat er desondanks steeds meer markthandelaren stoppen, vindt ondernemer Erik Beunk logisch. Tussen zijn tassen en riemen in, leunend tegen een paal, legt hij uit dat dit in zijn beleving voornamelijk oudere markthandelaren zijn. „Daarvan zullen er vast een paar zijn bij wie het minder gaat, maar het merendeel heeft simpelweg hun pensioen bereikt.”
Volgens Beunk is er weinig jonge, nieuwe aanwas. „Het is immers hard werken. Je maakt lange dagen en moet vroeg uit bed. Er zijn wel jonge ondernemers, maar die nemen de zaak vaak van familieleden over.”
Liedje
Het is druk en gezellig op de markt. Doordat de kramen tussen winkels in zijn gepositioneerd, hoor je om de paar meter een ander liedje. „Goedemorgen mevrouw, wat mag het zijn”, schalt een kaasboer. Mensen inspecteren bij de kraampjes het aanwezige fruit, gaan door kleding heen en zoeken een mooi stuk kaas uit.
Toch heeft het overgrote deel van de aanwezigen grijs of geverfd haar. Om een 50-minner te ontdekken, moet je goed zoeken. „Dat komt”, vertelt de goedlachse visboer Lammert de Graaf, „omdat 50-minners werkende mensen zijn. Vroeger liepen er veel mensen met kinderwagens over de markt heen. Dat zie je bijna niet meer.”
Jongeren ziet hij nog wel regelmatig op de markt. „Die komen dan even lekker een bakje kibbeling halen voor ze naar school gaan.”
Bloemist Ronald Teunissen vult aan: „Mensen moeten tegenwoordig veel werken om rond te kunnen komen. En de 50-plusser, tja, die is vrij.”
Thuiswerken
Wie juist steeds meer jonge mensen op de markt ziet, is „beenmodeboer” Roald Smit. „Het thuiswerken helpt mee. Mensen lopen even een rondje over de markt tussen de middag. Dat kon eerst niet.”
Ondanks de dreigende cijfers, maken de markthandelaren in Deventer zich geen enkele zorgen over de toekomst. „Anders was ik er niet aan begonnen”, grijnst Smit.
Beunk wijst in de verte. „Verderop staat Kees, een kledingboer. Hij gaat bijna met pensioen. Toen Kees op de markt begon te werken als ondernemer zeiden collega’s tegen hem: jongen, doe het toch niet, de markt heeft geen toekomst. Dat is veertig jaar geleden, en hij staat er nog steeds. Je kunt nog steeds prachtig mooi je boterham verdienen.”