Het graf
Psalm 88:12
„Zal Uw goedertierenheid in het graf verteld worden, Uw getrouwheid in het verderf?”
Wij komen een trede lager. Wij hebben gemeenschap gehad met de doden. Wij hebben bij het lijk gezeten, maar nu moeten wij nog een stap lager. Wij moeten het lichaam naar het graf vergezellen. Want hij zegt: „Zal Uw goedertierenheid in het graf verteld worden?”
Wat betekent dit geestelijk? Wat is „het graf” anders, dan de plaats van het bederf, waar verrotting en verderf regeert? Maar het graf waarvan Heman spreekt, was geen letterlijk graf. Daar wordt Gods goedertierenheid niet vermeld. Niet dat Hij de as van Zijn heiligen niet gadeslaat. Niet dat er niet een dag zal komen, wanneer hun lichamen zullen verrijzen en met hun zielen verenigd worden, opdat –zoals zij het beeld van de aardse gedragen hebben– zij ook het beeld van de hemelse dragen zullen.
Maar het graf is het inwendige graf van erkend en gevoeld bederf. Heman kon van bederf spreken. Hij was een van de ”predikers van het bederf”. Hij hield er niet van, om een kennis van inwendig verderf terzijde te stellen. Hij hield er niet van om op de hoge bergen van verwaandheid te staan, zijn verdorvenheden terzijde werpend –zoals de slang haar huid afwerpt, beneden in de vallei– en zich te verheffen boven alle overtuiging van zijn vleselijke aard. Als hij niet in het graf was, waarom had hij dan nodig de Heere te vragen, Zijn getrouwheid daar te openbaren?
J. C. Philpot, predikant te Oakham en Stamford
(”Arm, maar rijk in God”, 2021)