Zonder ‘coronawet’ kans op rechtszaken tegen maatregelen groter
Als de nieuwe Wet publieke gezondheid (Wpg) er niet op tijd is, en er toch snel maatregelen genomen moeten worden om een forse corona-opleving een halt toe te roepen, zal worden teruggegrepen op noodverordeningen, waarschuwt de afdeling Advisering van de Raad van State. De kans is aanwezig dat deze noodverordeningen, waarbij bijvoorbeeld de mondkapjesplicht wordt ingevoerd, via een kort geding worden aangevochten door het bedrijfsleven of actiegroepen.
Via een kort geding kan het terugdraaien van een noodmaatregel worden geëist, omdat daarvoor in de grondwet geen specifieke grondslag is, zei Staatsraad Ben Vermeulen tijdens een overleg met de Tweede Kamer over het wetsvoorstel om de Wpg te wijzigen. Een definitieve ‘coronawet’ wordt daar onderdeel van. Als de rechter oordeelt dat die noodverordening in strijd is met de grondwet, kan het kabinet alleen nog een beroep doen op het ongeschreven noodrecht, en „daar zij we zeer benauwd voor”, zei Vermeulen. „Dat is buitengewoon onbestemd. Dat hebben we alleen in de Tweede Wereldoorlog gebruikt.” En bij de laatste watersnoodramp in Limburg, voegde hij daaraan toe.
Hoewel Vermeulen niet kan inschatten hoeveel rechtszaken zullen worden aanspannen als regioburgemeesters een noodverordening gaan afkondigen, sluit hij een toename ervan niet uit. In het begin van de coronapandemie zijn er zo’n twintig tot dertig rechtszaken aangespannen, voor zover Vermeulen weet, vooral tegen de avondklok. Ook is het ongewis hoe de rechter zal oordelen.
Juist „vanwege de kwetsbaarheid op het moment dat je geen wet hebt voor noodmaatregelen” is de Raad van State voor de Wpg, zei Vermeulen. Ondanks kritiekpunten. „Een wettelijk kader is belangrijk.” In het wetsvoorstel worden maatregelen genoemd die indien nodig ingezet kunnen. De Raad van State spreekt van een ‘gereedschapskist’. De Raad vindt dat deze beter kan worden gevuld, met ook de mogelijkheid tot het instellen van een avondklok en de invoering van een coronatoegangsbewijs. Het kabinet heeft deze maatregelen eruit gelaten.
Sinds de Eerste Kamer medio mei de vijfde verlenging van de tijdelijke coronawet afwees, heeft het kabinet geen juridische grondslag meer om maatregelen af te dwingen, zoals het sluiten van horeca of het stellen van een maximum aan de groepsgrootte. Om dit juridische gat te dichten, heeft zorgminister Ernst Kuipers een wijziging van de Wpg bij de Tweede Kamer ingediend. Pas als Tweede en Eerste Kamer daarmee instemmen, kan het kabinet maatregelen verplichten.