Ruth Pieterman leeft dagelijks met oudvaders
Dag na dag vertaalt en hertaalt Ruth Pieterman geschriften van oudvaders, puriteinen en mensen die in hun spoor willen gaan. Ze stempelden haar denken. Dat heeft ook een schaduwzijde. „Je beseft te meer hoe beschouwend en weinig verkondigend veel hedendaagse preken zijn.”
Nog elke dag is Ruth Pieterman blij met haar huisje aan de Spoorstraat in Arnemuiden, een arbeiderswoning uit de jaren dertig van de vorige eeuw. Door de inrichting behield het iets van de sfeer uit die jaren. Klassieke meubeltjes, nostalgische snuisterijen, een met christelijke lectuur gevulde boekenkast, oude theologische werken in de originele perkamenten band, een orgeltje met op de lessenaar de gezangenbundel ”Christian hymns”, gekocht in Wales.
In deze ambiance verricht de vrouw achter Vertaalbureau RuthInterpres haar dagelijkse arbeid. Zelfredzaamheid kreeg ze al jong mee, net als gevoel voor taal. Omdat ze niet gelukkig waren met de school in hun woonplaats, kozen haar ouders Hans en Aletta Pieterman voor thuisonderwijs. Dankzij een goed verstand maakten hun kinderen zich de stof grotendeels zelfstandig eigen.
„Het was een eenzaam leven, maar ik merkte dat mijn ouders in alles de Heere op de eerste plaats zetten. Ook buiten de lesuren hadden we weinig contacten. Ik had daar geen last van; je was niet anders gewend. Soms gingen we een lang weekend naar een camping in België of Frankrijk. De meeste indruk maakten op mij onze reizen naar de waldenzen in Italië.”
Oudvader
Vader Hans Pieterman groeide op in een hervormd gezin, maar nam in zijn tienerjaren afstand van het christelijk geloof. Na een krachtdadige omkeer in zijn leven keerde hij terug naar de kring die zijn ouders hadden verlaten: de Vergadering van gelovigen. Contacten met reformatorische christenen brachten hem in aanraking met het gereformeerde en puriteinse gedachtegoed, dat hem greep.
„Ik was toen een jaar of tien”, blikt Ruth terug. „Als dertienjarig meisje las ik al ”Ettelijke gronden van de Christelijke Religie” van Hugo Binning. Eén avond per week mocht ik langer opblijven, dat wil zeggen op mijn slaapkamer een oudvader lezen, en dat deed ik graag. In die tijd gingen we als gezin ook af en toe naar de kerk, meestal bij behoudende hervormde predikanten.”
De boeken die ze las, raakten haar hart. „Geschriften van Andrew Gray, Robert Murray M’Cheyne, Jonathan Edwards, George Whitefield… Toen ik ”The Method of Grace” van Whitefield las, dacht ik: dit moet iedereen lezen. Zo ontstond het idee om van vertalen mijn beroep te maken. Het is toch mooi als je schatten uit het verleden toegankelijk kunt maken voor mensen die geen vreemde talen beheersen?”
Ruth Bryan
Haar enige officiële papier is het secretaressediploma dat ze behaalde via afstandsonderwijs van de Nationale Handels Academie. De talenkennis heeft ze te danken aan zelfstudie. Na afronding van het thuisonderwijs werkte ze eerst enige tijd op de bloemenkwekerij van haar oudste zus en zwager, in Kapelle. „Toen we in 2005 van Hansweert naar Arnemuiden verhuisden, ben ik me gaan toeleggen op vertalen. Dat deed ik al vanaf 2001 op vrijwillige basis voor de door mijn vader opgezette website Revival Site Holland. Voor mezelf vertaalde ik mooie gezangen in het Nederlands. We zongen thuis liederen uit de hele kerkgeschiedenis: Nederlands-, Engels-, Frans- en Duitstalig.”
Haar eerste commerciële opdrachtgever was Pieter Rouwendal van uitgeverij Brevier, destijds nog werkzaam bij De Groot Goudriaan. „Hij vroeg me een dagboek en brieven van Ruth Bryan te vertalen.” Het aantal opdrachtgevers nam daarna gestaag toe. Niet alleen uitgevers maar ook stichtingen klopten bij haar aan. Op verzoek van Stichting Heruitgave Werken Guido de Brès zette ze geschriften van De Brès vanuit het Frans over in het Nederlands. Stichting Het Braambos laat haar werken van Strict Baptists uit de negentiende eeuw, zoals Joseph Charles Philpot en John Kershaw, in het Nederlands vertalen.
Gereformeerd Erfgoed
Voor Stichting Gereformeerd Erfgoed hertaalde Ruth Pieterman ”Theoretisch-praktische godgeleerdheid” van de Nederlandse oudvader Petrus van Mastricht (1630-1706). Het verscheen in zes delen, goed voor 4400 bladzijden. „Oorspronkelijk heeft hij het in het Latijn geschreven. Als het oude Nederlands vragen bij me opriep, pakte ik het Latijnse origineel erbij. Niet dat ik deze taal officieel heb geleerd, maar ik kan die intussen aardig volgen. Als ik er niet uit kwam, raadpleegde ik een deskundige.”
Momenteel vertaalt ze voor uitgeverij Novapress ”A Quest for Godliness” van de calvinistische anglicaan J. I. Packer. Daarnaast werkt ze aan de hertaling van Hellenbroeks preken over het Hooglied van Salomo, voor Stichting Gereformeerd Erfgoed. „Die wil al het werk van Hellenbroek in hedendaags Nederlands uitbrengen. ”De Kruistriomf van Vorst Messias” heb ik al gedaan. Na het Hooglied wachten nog Hellenbroeks ”Keurstoffen” en ”Mengelstoffen”. Ik geniet van zijn taal; het zeventiende-eeuwse Nederlands is veel bloemrijker dan het Nederlands van nu.”
Het werken in de stilte van haar eigen woning beklemt haar geen moment. „Al heb ik ondertussen heel veel contacten, ik ben altijd een beetje een einzelgänger geweest. Daarom past dit werk goed bij me. Zo nu en dan ga ik bewust het huis uit. Een van mijn liefhebberijen is tuinieren. Dat doe ik soms in een tuin elders in het dorp. Anders blijf ik hier bezig en word ik helemáál een non.”
Synoniemen
Als ze tijdens het vertalen op een inhoudelijk of taalkundig probleem stuit, overlegt ze in eerste instantie met haar vader. „Meestal komen we er samen wel uit. Ik wil zo dicht mogelijk bij de taal en de bedoeling van de auteur blijven. Tegelijk probeer ik de vertaling of hertaling prettig leesbaar te maken, zonder afbreuk te doen aan de stijl van de auteur. Ik vertaal werk van 1500 tot nu, dus dan heb je een breed terrein. Vergeleken met het oude Engels is het hedendaagse Nederlands een relatief arme taal. In een preek van Philpot over de christen als zout gebruikt hij wel vier verschillende woorden voor ”smaak”. Mijn vader en ik hebben een tijd gezocht naar synoniemen voor smaak in onze taal, maar we konden die niet vinden.”
Vooral bij geschriften uit oude tijden, zoals die van Samuel Rutherford (1600-1661), stuit ze nogal eens op slordigheden van de eerste uitgever. „Daardoor klopt de inhoud soms gewoon niet. Ik maak het liefst gebruik van de oudste druk. Soms is een volgende druk beter, omdat fouten zijn gecorrigeerd, maar er kunnen ook juist fouten ingeslopen zijn. Bij het vertalen van puriteinse geschriften is het erg belangrijk dat je de Engelse Bijbel min of meer uit je hoofd kent. De puriteinen citeren heel vaak Bijbelteksten of gedeelten ervan. Ze doen dat geregeld uit de Geneva Bible, een Engelstalige Bijbel met zeer waardevolle kanttekeningen, rond 1560 in Genève gepubliceerd. Daar hadden ze meer mee dan met de King James Version, die nu zo’n beetje als enige juiste vertaling wordt gezien, net als bij ons de Statenvertaling. Terwijl ook deze vertalingen hun gebreken hebben.”
Beschaamd
De angst dat de stroom aan werk een keer opdroogt, wordt keer op keer beschaamd. „Tot ergens in 2024 zit ik vol.” Doorgaans kan ze zich goed vinden in de werken die ze vertaalt. Soms heeft ze haar aarzelingen. „Dat had ik bijvoorbeeld bij ”Oorsprong en weerlegging van de wederdopers” van Guido de Brès. Ik vroeg me meer dan eens af hoe hij het zou vinden als hij wist dat ik daarmee bezig was. Ik ben ervan overtuigd dat Menno Simons, die hij fel bestrijdt, in de hemel is. De overeenkomsten tussen Guido en Menno zijn veel groter dan de verschillen. Het gebeurt ook wel dat ik de bewijsvoering van een auteur zwak vind, en hem vragen had willen stellen als hij nog geleefd had.”
Aan het lezen van romans en literatuur heeft ze geen behoefte. „Er is nog zo veel goeds te lezen, dat ik aan andere boeken heel weinig toekom. Het lezen van puriteinse geschriften heeft ook een schaduwzijde. Je beseft te meer hoe beschouwend en weinig verkondigend veel hedendaagse preken zijn. De bekeerden worden niet opgebouwd in het geloof, de wandel met God en het leven vanuit Christus. De onbekeerden worden niet schuldig gesteld vanwege hun ongeloof en ongehoorzaamheid aan het Evangelie. Mijn vader zegt weleens dat je de vis moet opeten en de graten moet laten liggen, maar soms lijken er vooral graten te zijn. Het zou in ieder geval zo anders kunnen. „Een halve waarheid vermomd als de hele waarheid wordt een complete onwaarheid”, las ik bij Packer. Ik weet zeker dat de Heere ook zo’n preek kan gebruiken, maar het blijft een rechte slag met een kromme stok. Veelzeggend is dat veel mensen hun leven lang geen geloofszekerheid hebben, omdat ze niet uit Christus leven. Dat wordt door de prediking bevorderd. Mijn geestelijk voedsel krijg ik vooral door wat ik lees, niet door wat ik hoor.”
Belijdenis
Wat haar het meest blijft verbazen in de gereformeerde gezindte, is de ruimte die wordt geboden om belijdenis te doen zonder dat men er blijk van geeft een gelovige te zijn. „Voor die praktijk laten onze belijdenisgeschriften geen ruimte. De liturgische formulieren en de belijdenisvragen trouwens ook niet. Hoe kun je je leven godvruchtig, eerbaar en onberispelijk inrichten en goede werken doen zonder waar geloof? Dan wordt het meer kerkje spélen dan op een Bijbelse manier gemeente zijn. Het gros van de mensen lijkt tevreden met een net leven en trouwe kerkgang, in de heimelijke hoop dat het daarmee wel goed zal komen. Dat is typisch rooms. Anderen gaan heel ver met de wereld mee en denken dat te kunnen combineren met een leven als christen. Ik vind het ook heel vreemd dat de reformatorische kerken geen wekelijkse gebedsbijeenkomsten kennen. We zouden wel elke dag mogen samenkomen om te smeken voor kerk en land. Zolang dat niet gebeurt, doe ik het maar met een klein groepje vriendinnen.”
Zo nu en dan overweegt ze de overstap te maken naar Bijbelvertaalwerk. „Nu ben ik met de meest diepzinnige theologische thema’s en scholastieke vraagstukken bezig, terwijl massa’s mensen nog niet eens de Bijbel in hun eigen taal hebben. Flavel schrijft ergens over mensen met een goed hart, al hebben ze een ongeregeld hoofd. Hij geeft aan dat je dit beter kunt hebben dan het omgekeerde. Daar zouden reformatorische christenen met al hun theologische discussies wat meer aan mogen denken. Is ons hart op orde?”
Het is haar diepste verlangen dat door de boeken die ze vertaalt of hertaalt God in de Heere Jezus zal worden verheerlijkt. „Daar gaat het toch om? We hebben echt een herleving nodig, een nieuwe reformatie. Te beginnen bij mijzelf. Als ik íéts van de puriteinen heb geleerd, is het dat.”