Rechtbank krijgt uitleg over DNA op schoen Mallorcaverdachte
De rechtbank in Lelystad heeft zich aan het begin van de vierde zittingsdag van de Mallorcazaak uitgebreid laten voorlichten door twee DNA-deskundigen. Beiden hebben DNA-sporen op de schoen van de van doodslag verdachte Sanil B. (20) onderzocht, maar komen tot tegenstrijdige conclusies. Mogelijk heeft dit te maken met de gebruikte software of de concentratie en kwaliteit van het gebruikte DNA-spoor, aldus de experts.
Op de rechterbuitenkant van de linkerschoen van B. zijn door het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) DNA-sporen van B. en het overleden slachtoffer Carlo Heuvelman (27) en een of twee onbekende personen aangetroffen. Het Openbaar Ministerie zal hier veel belang aan hechten om te kunnen bewijzen dat B. betrokken was bij de dodelijke vechtpartij in juli vorig jaar op Mallorca.
Peter Plasman, de advocaat van B., heeft een contra-expertise laten uitvoeren door het Forensisch Laboratorium voor DNA-Onderzoek (FLDO) van het Leids Universitair Medisch Centrum. Dit onderzoeksinstituut vond geen celmateriaal van Heuvelman. Een belangrijk verschil, noemt de rechtbank het.
De deskundige van het FLDO vergeleek het DNA-onderzoek met een emmer gevuld met verschillende kleuren sliertjes. Het NFI heeft de ene helft voor onderzoek gebruikt, voor de second opinion is de andere helft gebruikt. Bij het opsplitsen kan het gebeuren dat in het ene monster meer van een bepaalde kleur overblijft en in het andere deel de kleur verloren gaat.
De DNA-deskundige van het NFI legde uit dat de monsters worden bevroren en voor onderzoek worden ontdooid. Dat ontdooien is een kwetsbaar moment, dan kan er schade optreden. Maar dat kan volgens hem niet de verschillende uitkomsten verklaren.
Ook het volume van het gebruikte DNA-monster speelt mee. Het NFI kon vier testen uitvoeren, het FLDO kon met het restmateriaal drie steekproeven nemen.