De beslissing van het Amerikaanse hooggerechtshof om het landelijk recht op abortus af te schaffen, geeft binnen de prolifebeweging aanleiding tot stevige discussie over de te volgen strategie.
Het echte werk komt nog, zeiden enkele prominente vertegenwoordigers van het prolifestandpunt in juni toen de opperrechters hun opmerkelijke uitspraak deden. Die waarschuwing klonk toen als een soort dissonant. Immers, met het afschaffen van het landelijk recht leek het pleit beslecht.
Niets is echter minder waar. Weliswaar schafte het hooggerechsthof het landelijk recht op abortus af, maar de afzonderlijke staten hadden de vrijheid om het afbreken van een zwangerschap al dan niet toe te staan. Ruim dertig staten kozen voor drastische inperking van de bestaande abortusvrijheid.
Voor een aantal progressieve staten, met name aan de oost- en westkust, was het juist een uitgemaakte zaak dat vrouwen de toegang tot abortus zouden behouden. Enkele staten, zoals bijvoorbeeld Californië, wierpen zich op als een „veilige haven” voor vrouwen met een abortuswens die in hun thuisstaat niet terecht kunnen.
Progressieve Amerikanen, president Joe Biden voorop, hebben zich de laatste maanden in felle bewoordingen uitgesproken tegen de beslissing van het hooggerechtshof. Zij willen dat het Congres een wet aanneemt die het landelijk recht op abortus opnieuw regelt. Met zo’n wet zouden de regeringen van afzonderlijke staten weer buiten spel komen te staan.
Vooralsnog lijken dergelijke pogingen te stranden. Maar de Democraten voeren het recht op abortus nadrukkelijk in hun vaandel bij hun strijd om de kiezer die in november zijn stem moet uitbrengen voor het nieuwe Congres. Daarmee hopen ze met name vrouwen die anders voor de Republikeinen zouden stemmen, voor zich te winnen.
Juist vanwege deze slag om de aarzelende kiezer probeert de Republikeinse fractieleider in de Senaat, Mitch McConnell, de aandacht van het thema af te leiden. Hij benadrukt dat elke staat de vrijheid heeft om een abortusregeling te treffen. McConnell voelt vanwege de naderende verkiezingen niet voor het idee van partijgenoten om een federale wet in te voeren die de abortuspraktijk voor heel de VS beperkt of juist verbiedt.
Zijn collega en partijgenoot Lindsey Graham denkt daar anders over. Zij stelt een wet voor die in heel Amerika abortus na vijftien weken zwangerschap verbiedt. De meeste prolifegroepen in de VS steunen haar. Carol Tobias, voorzitter van het National Right to Life Committee, zegt: „Vanzelfsprekend zouden we meer willen, maar dit is politiek gezien nu haalbaar.” Hij pleit ervoor dat Republikeinen en pro life Democraten snel de gelederen rond dit onderwerp sluiten. „Met nog maar een maand te gaan in deze cruciale verkiezingsronde, moeten we heel snel handelen.”
Maar niet iedereen in de prolifebeweging is het eens met deze strategie. Er zijn organisaties die meer op de lijn van McConnell zitten, zoals de Faith and Freedom Coalition. Directeur Timothy Head vreest dat de strijd voor een landelijke inperking of totaalverbod de liberalen juist in de kaart zal spelen. „Prolifeactivisten hebben meer kans om staat voor staat te winnen dan in een grote, nationale confrontatie”, zegt hij. Bovendien is hij ervan overtuigd dat conservatieven op lokaal niveau beter zijn georganiseerd dan progressieven.
Head stelt voor om per staat heel gericht speerpunten te formuleren waardoor de abortusvrijheid wordt ingeperkt. „In de ene staat is dat betere ondersteuning voor moeders en gezinnen; in de andere staat een totaalverbod.”