Brede waardering voor Nederlandse gezant geloofsvrijheid
Als Nederlands eerste religiegezant was Jos Douma ruim drie jaar het boegbeeld van de Nederlandse inzet voor vrijheid van godsdienst. Zicht op opmerkelijke resultaten is er niet, maar de waardering onder betrokken politici en maatschappelijke organisaties is er niet minder om.
Nederland maakt er in juli 2019 goede sier mee. Op een internationale conferentie in Washington laat minister van Buitenlandse Zaken Stef Blok weten dat zijn land een speciale gezant heeft aangesteld die opkomt voor geloofsvrijheid: Jos Douma. Nog maar acht maanden eerder bezigt de politicus echter hele andere taal. Openlijk twijfelt de VVD-minister aan de noodzaak en het nut van zo’n religiegezant. „Ik geloof niet dat ons mensenrechtenbeleid effectiever wordt als ik naast de mensenrechtenambassadeur nog een aparte persoon op pad stuur, speciaal voor de geloofsvervolging.”
Van die klanken is bij het uitzwaaien van Douma –die in september met pensioen is gegaan– niets te horen. Hoewel het ministerie van Buitenlandse Zaken de afgelopen drie jaar niet heeft geëvalueerd, getuigen de geluiden uit het werkveld dat de buitenlandminister van destijds de plank missloeg. Uit een rondgang van deze krant (zie ”Verantwoording”) blijkt dat betrokken politieke partijen en maatschappelijke organisaties onverdeeld positief zijn over de inzet van een speciaal gezant. Eenduidig wijzen ze op de grote waarde die zo’n post heeft binnen het Nederlandse mensenrechtenbeleid.
De missie van de speciaal gezant voor vrijheid van godsdienst en levensovertuiging –ook wel religiegezant genoemd– bevat drie doelstellingen, zoals geformuleerd door het ministerie van Buitenlandse Zaken. Aan de hand daarvan zal in dit artikel worden teruggeblikt op drie jaar gezantschap.
1. Bevordering van de vrijheid van religie en levensovertuiging in het algemeen en in individuele gevallen
Met name de christelijke partijen in de Tweede Kamer hebben het werk van de gezant met bijzondere interesse gevolgd. De CU, het CDA en de SGP zijn politiek gezien de drijvende krachten geweest achter het in het leven roepen van de functie, in navolging van andere landen zoals het Verenigd Koninkrijk. In november 2018 dienen ze een motie in waarin ze de regering verzoeken om een gezant godsdienstvrijheid aan te stellen. Er tekent zich met 120 stemmen voor een ruime Kamermeerderheid af. Ook coalitiepartijen D66 en de VVD steunen de motie.
„Wij wilden als christelijke Kamerleden godsdienstvrijheid centraler op de agenda hebben”, zegt oud-Kamerlid Joël Voordewind (CU) daarover. De politicus was een van de initiatiefnemers van de motie. Voordewind –en met hem Don Ceder van de huidige CU-fractie– is erg te spreken over het werk dat Douma heeft verricht. „Hij heeft het thema binnen het ministerie van Buitenlandse Zaken naar een hoger plan getild.” Mede-indiener Kees van der Staaij (SGP) rept van „een zeer waardevolle bijdrage” die de gezant heeft geleverd. En volgens CDA-Kamerlid Agnes Mulder heeft „het gezantschap echt iets toegevoegd aan de Nederlandse inzet voor geloofsvrijheid.” Het was haar oud-collega Martijn van Helvert die zich hard heeft gemaakt voor de komst van een religiegezant.
De drie politieke partijen wijzen –net als de maatschappelijke organisaties– op het signaal dat van zo’n gezant uitgaat: Nederland hecht groot belang aan geloofsvrijheid. Dat straalt af op het werk dat voor dit mensenrecht wordt gedaan. Van grote meerwaarde is dat Nederland nu iemand heeft op ambassadeursniveau, die daardoor betere toegang heeft tot landen, klinkt het. Daarnaast is structurele aandacht voor het thema zo gegarandeerd.
Wat de inzet van de gezant nu daadwerkelijk heeft teweeggebracht, blijkt voor velen echter moeilijker te beantwoorden. Ja, Douma heeft specifiek aandacht gevraagd voor bedreigde personen of groepen. Zo zette hij zich in voor aanhangers van het bahaigeloof in Iran en Jemen die in de cel zaten. Volgens Marga Martens, secretaris van de organisatie Bahai Nederland, heeft hij daarmee een belangrijke bijdrage geleverd aan de uiteindelijke vrijlating van enkelen van hen. Vast te stellen is dat niet, en in veel gevallen is de impact van het werk van de gezant in nevelen gehuld.
Dat is echter nou eenmaal de aard van het diplomatieke werk, benadrukken de geïnterviewden. Volgens Robbert Bodegraven, directeur van het Humanistisch Verbond, is de gezant „in een positie waarin je alleen kunt masseren en duwtjes in de goede richting kunt geven.” In sommige gevallen moet heel voorzichtig en diplomatiek te werk gegaan worden. Daarom speelt veel zich achter de schermen af. Daarnaast is het een proces van de lange adem, klinkt het. Men moet niet verwachten dat op zo’n jonge post en binnen de relatief korte termijn van drie jaar bergen verzet worden.
Duidelijk is wel dat Covid-19 een grote impact heeft gehad op het werk van Douma. In de drie jaar heeft de religiegezant slechts één formeel bezoek kunnen afleggen: aan Saudi-Arabië, enkele weken voor zijn pensionering. „Dit was het eerste bezoek dat mogelijk bleek na corona. Al in februari 2020 werden bezoeken uitgesteld”, verklaart een woordvoerder van het ministerie van Buitenlandse Zaken. „Maar in de coronatijd heeft de gezant deelgenomen aan vele virtuele bijeenkomsten, als spreker, moderator en toehoorder.”
2. Opbouw van een netwerk in binnen- en buitenland
Volgens een woordvoerder van het ministerie van Buitenlandse Zaken had Douma „vrijwel dagelijks contact met belangengroepen en partijen die opkomen voor de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging.” Uit de gevoerde gesprekken blijkt dat de contacten die de religiegezant had met maatschappelijke organisaties als positief zijn ervaren. De betrokken organisaties wisten hun weg naar Douma makkelijk te vinden, en andersom.
Zo had Wimco Ester, pleitbezorger bij Open Doors, door de jaren heen „zeer geregeld contact” met de gezant. De ene keer was dat telefonisch of via WhatsApp, de andere keer weer tijdens fysieke ontmoetingen. „We spraken elkaar minstens één keer per maand, soms vaker.” Voor zijn reis naar Saudi-Arabië benaderde Douma de medewerker van Open Doors en vroeg hij om zijn inbreng als het gaat om de situatie van christenen in dat land. Ook rondom de jaarlijkse Ranglijst Christenvervolging was er contact met Douma.
De religiegezant liet zich niet alleen voeden met informatie van de christelijke organisaties, maar vanuit het hele spectrum aan geloofsgroepen en belanghebbende partijen. Structureel contact was er met het Breed Overleg Godsdienstvrijheid (BOG), waarin verschillende (religieuze) organisaties participeren. Ook kwam Douma op voor de situatie van niet-gelovigen.
In aanloop naar de aanstelling van de religiegezant klonk weleens het verwijt dat de gezant –als initiatief van christelijke partijen– zich voor het karretje van christelijke organisaties zou laten spannen. Geen van de geïnterviewden herkent zich daar in. „Deze gezant kwam op voor rechten van allerlei religieuze mensen en net zozeer voor niet-religieuze”, aldus Bodegraven van het Humanistisch Verbond.
Douma zocht ook internationaal naar samenwerking. Volgens een woordvoerder van het ministerie van Buitenlandse Zaken werkte de gezant intensief samen met het VN-kantoor voor de Rechten van de Mens. Daarnaast was Douma voorzitter van de International Religious Freedom and Belief Alliance (IRFBA), een verband van nu 35 landen die zich inzetten voor de bevordering van vrijheid van religie en levensovertuiging. Deze groep houdt maandelijkse (virtuele) bijeenkomsten van landenvertegenwoordigers en experts.
Volgens Voordewind, die als Kamerlid internationale conferenties over godsdienstvrijheid bijwoonde, stond Douma bekend als een actieve gezant.
Internationale partners uitten onlangs nog hun lof voor het werk dat Douma heeft verzet. Voormalig VN-rapporteur voor godsdienstvrijheid Ahmed Shaheed twitterde: „Ik was onder de indruk van uw uitstekende leiderschap van IRFBA en omdat u de onafhankelijkheid van het mandaat zo sterk heeft verdedig.” En Rehman Chisthi, van 2019 tot 2020 de Britse speciale gezant voor godsdienstvrijheid, gaf aan dat Douma „geweldig werk heeft verricht in de campagne om de bahai vrij te krijgen in Jemen.”
3. Bevordering binnen het ministerie van kennis van het belang van religie voor de diplomatie en ontwikkeling
In veel landen in de wereld speelt religie nog steeds een grote rol. Als dit besef ontbreekt, kan dat een effectief buitenlands beleid van Nederland in de weg staan. De gezant heeft daarom als opdracht om ambtenaren van Buitenlandse Zaken bij te scholen in religie en diplomatie. Uit de jaarlijkse mensenrechtenrapportage van het ministerie blijkt dat de gezant diverse bijeenkomsten heeft georganiseerd waar gesproken werd met medewerkers van het ministerie over de rol die religie kan spelen in hun werk.
Deze kant van het gezantschap wordt eveneens gewaardeerd. „Dat geeft deze functie een extra dimensie”, aldus Van der Staaij. Open Doors-medewerker Ester is van mening dat de gezant daarin een mooie rol heeft kunnen vervullen. Wat Bodegraven betreft kan het besef welke rol religie speelt binnen andere culturen nog wel sterker.