Huiverig achter het stuur
„Voorzichtig aan beginnen maar”, zei de instructeur toen ik ruim dertig jaar geleden voor mijn rijexamen slaagde. Hij bedoelde het wellicht aanmoedigend, maar het werd een selffulfilling prophecy. Ik laat de auto zo veel mogelijk staan. Als er een andere manier is om ergens te komen, kies ik daarvoor. Uit angst.
De meeste mensen zitten net zo op hun gemak achter een autostuur als op de bank. Zo komt dat in ieder geval op mij over. Ze rijden zonder er twee keer over na te denken in de spits naar de supermarkt voor een pak melk, draaien soepel rondjes over het parkeerterrein op zoek naar een gaatje en zetten hun auto, weer thuisgekomen, fluitend tegen de stoeprand aan, bumper aan bumper met de auto’s die er al stonden.
Als je autorijden eng vindt en denkt dat je er niets van bakt, pak je het anders aan. Dan ga je in ieder geval niet met de auto op pad als je verwacht dat het druk zal zijn. Als de hoeveelheid boodschappen in een fiets- of boodschappentas past, ga je natuurlijk lopen of fietsen, ook al kost dat meer tijd. Het idee dat er misschien wel geen parkeerplaats te vinden is, is een reden te meer om de auto te laten staan of voor een rustig moment te kiezen. En je loopt liever een kilometer dan te proberen om te fileparkeren – dat is alleen een optie als er twee plekken achter elkaar vrij zijn zodat je er in één keer in kunt rijden zonder te steken.
Ik doe het wel, autorijden, maar zo min mogelijk en eigenlijk altijd met een knoop in mijn maag. De nacht voorafgaand aan een langere trip over een onbekend traject slaap ik er steevast slecht van. Alles wat er maar mis zou kunnen gaan passeert dan de revue. Stel je voor dat het hard gaat regenen, of dat het glad is, of mistig? Stel dat er op het dashboard een lampje gaat branden? Wat als er opeens een vrachtwagen naar links komt, terwijl jij in zijn dode hoek rijdt? Of dat er pal voor je opeens iemand hard gaat remmen? Zit er nog wel brandstof in de tank? Waar moet ik parkeren? En (vóór de opmars van navigatiesystemen): zou ik het wel kunnen vinden?
Meer dan genoeg dingen om je zorgen over te maken. Onderuitgezakt achter het stuur zitten, daar kan ik me weinig bij voorstellen. Ik zit stijf rechtop, beide handen aan het stuur, op tien voor twee, zoals de instructeur me lang geleden heeft bijgebracht.
Niet meer rijden
Er moeten meer mensen zijn die er huiverig voor zijn om achter het stuur te kruipen, maar ik kom ze in het dagelijks leven niet zo vaak tegen. Of misschien ook wel, maar dan zonder dat het thema ter sprake komt. Over je angsten praten is nu eenmaal niet zo’n gezellig onderwerp. En zo allesoverheersend is het nu ook weer niet, in mijn geval. Ik vind fietsen en met de trein reizen leuk. Dat is mooi meegenomen als je niet van autorijden houdt. Als mensen die je niet zo goed kennen je, omdat je bij voorkeur op de fiets of met de trein reist, tot de categorie uitslovers of duurzaamheidsfreaks rekenen is dat ook prima.
Volgens de website rijangst.nl zijn er in Nederland tussen de 800.000 en 1 miljoen mensen die kampen met rijangst. Die cijfers dateren uit een onderzoek uit 2004, dus in de tussentijd zijn het er wellicht nog wel meer geworden. In de helft van de gevallen leidt deze angst ertoe dat mensen helemaal niet meer rijden. Saillant detail: volgens deze zelfde website is de overgrote meerderheid van de mensen met rijangst vrouw.
Geen uitje
Wat de bron is van mijn rijangst? Achteraf gezien denk ik dat er tijdens mijn rijlessen iets niet goed is gegaan. Ik heb wel leren sturen, schakelen en invoegen maar had altijd het gevoel dat er op de weg voor mij eigenlijk geen plaats was. Of de instructeur oog had voor die basale onzekerheid: het is te lang geleden om daar nog wat over te kunnen zeggen. Wat ik nog wel weet is dat die rijlessen bepaald geen uitje waren. Ik zag er week na week als een berg tegenop.
Dat onzekere gevoel op de weg is na ruim dertig jaar rijervaring nooit echt verdwenen. Aan autorijden is voor mij weinig vanzelfsprekend. Ik check gedurig het dashboard of daar geen alarmerende lampjes oplichten. Als ik een vreemde hobbel voel, vraag ik me af of het een lekke band is. Ik rijd het liefst rechts en vind het geen enkel probleem om een halfuur achter een vrachtwagen te blijven hangen. Mocht er iets misgaan, dan is de vluchtstrook dichtbij.
Herkansingen
De eerste tien jaar dat ik een rijbewijs had heb ik nul keer gereden. Toen ik na een paar herkansingen geslaagd was, had ik geen auto tot mijn beschikking. Het kwam niet in mij op om er een aan te schaffen. Mijn huisgenoten hadden er ook geen. Dat is geen ideale start voor de rijcarrière van iemand die al niet zo stevig in haar schoenen staat als het om gaspedalen en koppelingen gaat. Van het opbouwen van routine was geen sprake. Eerder het tegendeel: de drempel om zelf te gaan rijden werd hoger en hoger.
Ik herinner me dat een reisgenoot tijdens een kampeervakantie vroeg of ik het busje waarmee we op pad waren bij een benzinepomp wat vooruit wilde rijden. Van het idee alleen al raakte ik in paniek. Ik? „Maar het is maar een paar meter! En je hebt toch een rijbewijs?” Dat was allebei waar. Maar ik durfde de contactsleutel echt niet om te draaien.
Na een jaar of tien veranderden de omstandigheden. Er was geen treinstation meer in de buurt en opeens had ik wel een auto tot mijn beschikking. Ik kreeg een rijles cadeau en stapte met knikkende knieën in toen de dag daar was. De koppeling, de rem en het gaspedaal: ik wist echt niet meer waar wat was en hoe je ze moest bedienen, dacht ik. Wonderlijk genoeg bleken die tijdens de lessen eindeloos herhaalde handelingen toch nog ergens in mijn systeem opgeslagen te zitten. Binnen vijf minuten deed ik alles weer zelf, zelfs in de achteruitkijkspiegel kijken. Een bijzondere ervaring.
Aangemoedigd door de instructeur pakte ik na die les de draad van het autorijden weer op. Er zat ook weinig anders op: het kantoor waar ik werkte was alleen met de auto te bereiken. Toen die noodzaak wegviel, raakte het autorijden weer in de versukkeling en werd de drempel om achter het stuur te kruipen weer hoger en hoger. Tot er een andere fase aanbrak waarin regelmatig autorijden noodzakelijk werd vanwege een baan op een plek die met het openbaar vervoer lastig te bereiken was.
Huiver
Inmiddels weet ik wel een beetje hoe rijangst in mijn geval werkt. Hoe langer ik niet rijd, hoe groter de huiver. De remedie is dus om die intervallen niet te lang te laten worden. En mezelf geregeld voor het blok te zetten.
Deze zomer had ik me na een autoloze vakantietijd bijvoorbeeld in eerste instantie voorgenomen om met de bus naar het station te gaan om daar een paar logés op te pikken. In mijn geval de weg van de minste weerstand.
Uiteindelijk ging ik toch met de auto, met als belangrijkste drijfveer dat het de gasten geld zou besparen. Het lichte triomfgevoel na zo’n expeditie zou je in een flesje moeten kunnen stoppen voor een volgende dip, denk ik weleens. Immers, de Spreukendichter parafraserend: wie zichzelf overwint is sterker dan wie een stad inneemt.