Kamp: Ik wilde geen besluit nemen over gasproductie, want ik had niet de juiste informatie
Oud-minister Henk Kamp kon naar zijn mening niet anders dan nader onderzoek afwachten, voordat hij zou besluiten hoe ver de Groningse gaskraan in 2013 zou opengaan.
De VVD’er trad in november 2012 aan als minister van Economische Zaken en was vanaf toen verantwoordelijk voor het gasdossier.
Tot woede van veel Groningers bleek achteraf dat de gasproductie in 2013 de hoogste was in dertig jaar tijd. Dat maakte de bewoners boos, omdat de aardbeving in Huizinge met een kracht van 3,6 op de Schaal van Richter bij hen nog scherp op het netvlies stond. Voor toezichthouder Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) was dat mede de aanleiding om in januari 2013 met afwijkend advies aan minister Kamp te komen om de gaswinning „zo snel mogelijk en zo veel als mogelijk en realistisch is terug te brengen.”
Het kabinet besloot in januari 2013 om de Groningse gasproductie dat jaar niet terug te schroeven. Eerst was nader onderzoek nodig. „Ik wilde geen besluit nemen, want ik kon geen onderbouwd besluit nemen”, verklaarde Kamp vrijdag tegenover de parlementaire enquêtecommissie aardgaswinning Groningen.
V
eiligheid
De veiligheid van de Groningers en de leveringszekerheid –de verantwoordelijkheid dat ziekenhuizen, bedrijven en huishoudens geen gas te kort zouden komen– waren voor Kamp het meest belangrijk in de besluitvorming. Op de vraag welke van de twee voor hem het zwaarst woog, antwoordde hij direct: „veiligheid.”
Waarom, vroeg de commissie, draaide Kamp dan uit voorzorg de gaskraan niet alvast een beetje dicht? De commissie stelde dat er onder deskundigen op dat gebied destijds voldoende overeenstemming was om de gaskraan uit voorzorg wat meer dicht te draaien, ondanks dat ze het niet volledig met elkaar eens waren. Kamp was het daar niet mee eens en verweerde zich door op het risico van de leveringszekerheid te wijzen.
Ook het productieniveau dat nodig zou zijn om de leveringszekerheid te kunnen garanderen, stond destijds niet klip en klaar vast. Op het ministerie wisten ze uit navraag bij het handelsbedrijf GasTerra dat 27 miljard kuub gas voldoende zou zijn. Dat is veel minder dan de 48 miljard kuub die dat jaar zou worden gewonnen. De ambtenaren hadden Kamp er echter niet over geïnformeerd, die volhield dat hij „niet de informatie had om het juiste besluit te nemen.”
Houtje-touwtje
Eerder die dag hoorde de commissie oud-minister van Financiën Jeroen Dijsselbloem. Hij vindt dat de kennis bij gezaghebbende instituten als het KNMI en TNO ondermaats was. Daardoor kon hij als minister van Financiën de belangen van de Groningers niet afwegen tegenover de budgettaire consequenties, als het ging om de vraag in hoeverre de gasproductie moest worden teruggeschroefd.
De advisering was „niet eenduidig” en „de wetenschappelijke onderbouwing was houtje-touwtje”, verweet Dijsselbloem de kennisinstituten. „Nu is het eenvoudig om te constateren dat toezichthouder SodM gelijk had. Maar zij waren niet de eerst aangewezen partij om daar uitspraken over te doen. TNO en KNMI hadden dat moeten weten. Het hield niet over qua kennisniveau op dat moment.”