Gods verschijning
2 Korinthe 6:16b
„Ik zal in hen wonen, en Ik zal onder hen wandelen.”
Waar God Zijn kamer heeft, zullen Zijn stralen ook gezien worden, want het licht woont bij Hem. God zegt ons dat Sion voor altijd Zijn rustplaats zal zijn: „Hier zal Ik wonen, want Ik heb ze begeerd” (Psalm 132:14). Omdat Sion de schone tent en de eetzaal van de Heere is, zien we ook daar de stralen van Zijn heerlijkheid: „Uit Sion, de volkomenheid der schoonheid, verschijnt God blinkende” (Psalm 50:2).
Het licht woont bij Hem. Het licht was er het eerst bij de oude schepping en zo is het ook bij de nieuwe schepping. Er wordt gewoonlijk een lichtstraal waargenomen of gezien voor de openbaring van de verzoenende liefde. „Aan Galiléa der heidenen. Het volk, dat in duisternis wandelt, zal een groot licht zien; degenen, die wonen in het land van de schaduw des doods, over dezelve zal een licht schijnen” (Jesaja 8:23; 9:1). Deze lichtstralen openen het verstand van de zondaar, doen hem ontwaken, verschrikken zijn geweten en maken dat de sterke gewapende er niet langer gerust op kan zijn en verzekerd van kan zijn, dat hij de macht over het zijne niet kwijtraakt. De zonde wordt ontdekt door deze lichtstralen en we zien wat de zonde is, „want al wat openbaar maakt, is licht” (Efeze 5:13). Vrees en beving grijpen de arme zondaar aan als dat licht hem omstraalt.
William Huntington, predikant te Londen
(”Een gewillig volk door de liefde van Christus”, 1835)