Oorlogsfotograaf: kogel in je been
In Colombia werd hij ontvoerd, in Joegoslavië door een sluipschutter in zijn been geschoten, in Sierra Leone bijna geëxecuteerd door kindsoldaten. Een oorlogsfotograaf heeft een enerverend bestaan. „Je moet geen ijsklomp worden onder al het leed dat je ziet.”
Dr. Teun Voeten (Boxtel, 1961) had geen plannen om fotograaf te worden. En hij heeft er ook geen opleiding voor gevolgd. „Op m’n zeventiende kocht ik een cameraatje toen ik als uitwisselingsstudent naar Amerika ging. Ik maakte foto’s in New York en iemand leerde me hoe ik in een donkere kamer rolletjes kon ontwikkelen.”
Even later was Voeten biologiestudent in Groningen. Fotograferen deed hij steeds meer. „Het was m’n punktijd en mijn foto’s laten zien waarvoor ik toen belangstelling had: industrieterreinen, een vuilnisbelt, afgebroken gebouwen. Mijn oom was architectuurfotograaf. Bij hem en bij een reclamefotograaf heb ik het vak geleerd. Mensen portretteren sprak me het meest aan.”
Voeten ging reportages maken; versloeg verkiezingen in Nicaragua en in 1989 de revolutie in Roemenië. „Conflicten vond ik bijzonder interessant. Op de bonnefooi reisde ik naar Tel Aviv toen Saddam Hoessein tijdens de Golfoorlog scudraketten op die stad afvuurde. Dat wilde ik zien, en fotograferen.
Na mijn studie antropologie was er oorlog in Joegoslavië. Daar ben ik ruim tien keer geweest. Lastig, want de Serven werkten niet mee. Maar ik heb in Tuzla wel kunnen vastleggen hoe daar een stroom vluchtelingen arriveerde.”
Proefschrift
Voeten heeft nog nooit een vaste baan gehad. Hij freelancete een inkomen bij elkaar, verkocht zijn foto’s aan wie ze hebben wilde, betaalde de meeste reizen zelf.
En dat doet hij al 31 jaar. Hij maakte „iets van 180 reizen of zo.” Vroeger ging hij met „hooguit dertig rolletjes” op pad; de digitale fotografie is echter onbegrensd. Hij schoot dus wel 300.000 plaatjes, of misschien waren het er 400.000.
Maar dat niet alleen. „Naast een artistiek-creatieve kant had ik altijd intellectuele interesse”, overpeinst hij. „Brain is a terrible thing to waste (hersenen moet je niet ongebruikt laten, LV), dus schreef ik journalistieke teksten bij mijn foto’s. Toen ik in 2009 de drugsoorlog in Mexico fotografeerde, vond ik dat zo interessant dat ik erop gepromoveerd ben. Dat kostte vijf jaar lang flink wat tijd. Ik heb het zelf bekostigd; vraag niet hoe.”
De fotograaf uit Antwerpen spreekt inmiddels een aardig woordje over de grens. „Nederlands, Duits, Frans, Engels”, somt hij op. „Ook wat Servo-Kroatisch. Arabisch kan ik lezen en een beetje spreken. In het Russisch kan ik me ook aardig redden. In Kabul kon ik me soms in het Afghaans uitdrukken. Dat vonden ze daar prachtig. In landen waar weinig mensen het Engels beheersen, heb je ook wel nodig dat je een lokale taal een beetje kent.”
In de rimboe
Voeten fotografeerde in 1998 tijdens de burgeroorlog in Sierra Leone. In het West-Afrikaanse land moest hij zich twee weken schuilhouden in de rimboe om aan moordzuchtige rebellen te ontkomen. Hij schreef er een boek over: ”How de body?”
Voor een boek over de drugsproductie in Afghanistan ging dr. Voeten dit jaar naar Kabul. „De taliban hebben strenge regels, maar met een persvisum kun je redelijk je werk doen.”
De oorlog in Oekraïne bracht hem in de stad Odessa. „Als oorlogsfotograaf wil je toegang tot gebieden waar militairen actief zijn, maar dat is daar lastig. De Oekraïners zijn erg controleerderig; de oude stalinistische geest zit er nog in. Tegen een Oekraïens persbureau zei ik: „Sorry, maar in Kabul is het makkelijker werken dan bij jullie.””
Evenwicht
Ondanks het gevaar moet dit werk gebeuren, zegt Voeten. „Ik doe dit omdat ik nieuwsgierig ben en van spanning houd. Maar ook omdat ik wil laten zien wat er gebeurt. Niemand moet kunnen zeggen: „We hebben het niet geweten.””
Voeten kreeg veel menselijk leed voor de lens. Wen je daaraan? „Het is een delicaat evenwicht. Als je overal bij gaat staan janken, kun je dit werk niet doen. Maar als je ongevoelig bent, ook niet. Je moet je wel bij een onderwerp betrokken weten.”