Wanneer krijgen belastingbetalers die te veel hebben betaald hun geld terug?
De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de belastingheffing voor spaarders onterecht is en moet worden teruggedraaid. Wanneer krijgen belastingbetalers een tegemoetkoming? En wat moeten zij doen?
Recent heeft de staatssecretaris hier meer over bekend gemaakt voor de jaren 2017 tot en met 2022. Rechtsherstel wordt geboden aan een aantal groepen spaarders die nadeel hebben geleden of lijden van de te zware belastingheffing.
De eerste groep bestaat uit degenen die al bezwaar hebben gemaakt tegen een aanslag inkomstenbelasting, wat is aangewezen als zogenoemd massaal bezwaar. De tweede groep zijn belastingbetalers die pas na 24 december 2021 een definitieve aanslag inkomstenbelasting hebben gekregen over een jaar, en de belastingbetalers bij wie de aanslag nog niet opgelegd was, of niet definitief. Voor 2021 wordt dus altijd rechtsherstel geboden, want die aanslagen waren eind december 2021 nog niet opgelegd. Voor belastingbetalers die bij oudere aanslagen niet in actie zijn gekomen, volgt geen rechtsherstel; of zij dit nog krijgen, is ongewis.
De vraag is wanneer een spaarder nu benadeeld is. Degene die alleen spaart heeft in de jaren vanaf 2017 bijna geen rendement behaald en toch moest hij vaak belasting in box 3 betalen. Zijn rendement wordt nu in de nieuwe regeling berekend op basis van een aantal nieuwe percentages, van 0,25 procent in 2017 aflopend tot 0,01 procent in 2021. Die percentages zijn veel lager dan voorheen. Het verschil leidt tot een teruggaaf.
Vermogenden die alleen hebben belegd, krijgen geen belasting terug. Zij hebben immers een veel hoger rendement behaald. Althans, daar gaat de regering vanuit. Die percentages gaan van 5,39 procent tot 5,69 procent. Een belegger die veel minder rendement heeft behaald, of zelfs verlies, heeft volgens de nieuwe regels nog steeds pech.
Ingewikkelder is het als de spaarder ook belegt. Bij iemand die bijvoorbeeld voor de helft beleggingen in zijn aangifte heeft aangegeven, en voor de helft spaartegoeden, moet uitgerekend worden wat het rendement is. Gemiddeld komt hij dan uit op ruim 2,5 procent voor 2020. Dat kan lager zijn dan de oude som, die vaak uitkwam op meer dan 4 procent bij de wat hogere vermogens. Als gevolg hiervan kan minder inkomstenbelasting worden verwacht, of, als de inkomstenbelasting al betaald is, een teruggaaf. Een rendement wat in de nieuwe berekening hoger uitkomt, leidt niet tot bijbetaling. Als het goed is, gaat dit allemaal automatisch. Maar het valt wel aan te raden nieuwe aanslagen (over de jaren 2017 en verder) goed te controleren. Bij fiscaal partners moet de berekening afzonderlijk worden nagegaan: het kan voordelig zijn dit nog eens na te rekenen en een gunstige verdeling te kiezen van spaartegoeden en beleggingen.
De Belastingdienst gebruikt bij de nieuwe rekenmethode de gegevens uit de aangifte over het bedrag aan sparen (en beleggen). Dat zijn gegevens die de belastingbetaler zelf heeft ingevuld. Het is ook goed om dat nog eens na te gaan. Ten slotte: voor 2022 zijn de percentages nog niet vastgesteld. Hoe dat gaat, moet nog afgewacht worden.
De auteur werkt bij HVK Stevens Belastingadvies