Meer geld Defensie voor materieel, maar hindernissen bij aanschaf
Na jaren van bezuinigingen heeft de Nederlandse krijgsmacht er miljarden bij gekregen, maar bij de aanschaf van materieel om tekorten weg te werken, loopt Defensie tegen meerdere problemen aan. Dat zegt staatssecretaris Christophe van der Maat (Defensie) in een interview met het AD.
Voor het eerst in jaren heeft Defensie er serieus meer geld bijgekregen, mede als gevolg van de invasie van Rusland in Oekraïne. „Defensie heeft er nu bijna van de ene op de andere dag 40 procent van het totale budget bij”, zegt Van der Maat.
Toch is het niet eenvoudig om tekorten aan munitie en ander materieel weg te werken, aldus de staatssecretaris tegen het AD. Van der Maat legt uit dat hij te maken heeft met drie grote hindernissen in de uitvoering. Zo verwijst hij onder meer naar de lange levertijden. „Daar kan ik ook niks aan doen. Nu de wereldwijde vraag omhoogschiet, lopen in de defensie-industrie al die productielijnen vol. De omgevingsruimte: stikstof, geluid. We hebben 500 miljoen euro naar voren gehaald om munitie te bestellen, maar dat moet straks wel ergens veilig kunnen liggen. We zien nu op een paar plekken dat er misschien wel een gebouwtje bij moet.” Verder stipt hij de krappe arbeidsmarkt aan, waardoor het moeilijk is nieuwe mensen te werven.
Volgens voorzitter Jean Debie van militaire vakbond VBM zijn de levertijden van munitie altijd al vrij lang, namelijk zo’n drie tot vijf jaar. Volgens hem werd er drie tot vijf jaar geleden nog flink bezuinigd op defensie. De vakbondsvoorzitter zegt dat er daarom sowieso wat tijd overheen gaat voordat de voorraden weer op sterkte zijn. Toch is de situatie wel verbeterd ten opzichte van een paar jaar geleden. „Voorheen moesten militairen tijdens oefeningen ‘pang pang’ roepen. Tegenwoordig kunnen militairen wel trainen met scherpe munitie voor lichte wapens”, aldus Debie.
Van der Maat gaat in het gesprek met het AD ook in op de levering van materieel aan Oekraïne. „Eerst gaven we materieel weg dat we ‘over’ hadden, wat we zelf niet meer zouden gebruiken. Daarna hebben we Oekraïne geholpen met de aanschaf van materieel als een soort verbindingsofficier. Vervolgens was er materieel en munitie dat we konden missen. Maar bij de pantserhouwitsers zie je al de impact op onze eigen geoefendheid. De vraag of de krijgsmacht dat wel aankan, houdt ook militairen bezig.”
Debie merkt dat er zorgen zijn bij Nederlandse militairen die werken met pantserhouwitsers. „De houwitsers die naar Oekraïne zijn gestuurd zijn operationele wapens, wapens waar de Nederlandse militairen mee trainen.” Wel begrijpt Debie het dilemma waar de politiek en de krijgsmacht mee te maken hebben. „Uitleveren gaat ten koste van training, maar het betreft hier een uitzonderlijke situatie. Er is alles aan gelegen om te voorkomen dat Oekraïne overlopen wordt door de Russen.”
De staatssecretaris wijst er in de krant op dat er een moment komt „dat de behoefte en de wens om Oekraïne te steunen er wel is” maar dat het steeds spannender begint te worden wat Nederland nog kan doen voor Oekraïne. „De impact op onszelf zal steeds groter worden.”