Zomerrecept: Frambozensiroop
Bij frambozen is het contrast tussen de plant en de vrucht wonderlijk groot. In de tuin is het een woeste groeier die, als je hem de kans geeft, overal de kop opsteekt. Zelfs de nauwe voeg tussen het straatwerk van het terras biedt voldoende ruimte voor het opschieten van nieuwe, stekelige loten. Droge periodes, stormen en ander ongemak: de framboos groeit onverstoorbaar verder.
Maar dan de vruchten. Eigenlijk past daar maar één typering bij: delicaat. Ze smaken en ze ruiken heerlijk: een beetje zoet en tegelijk fris. Maar het is een kunst om ze plukken zonder ze te kneuzen of te beschadigen. Zodra ze rijp zijn, moet je ze gelijk oogsten. Anders verschrompelen ze tot onooglijke grauwe propjes. Eenmaal geoogst moet je ze liefst zo snel mogelijk opeten. De prinses op de erwt van het zachte fruit: dat is de framboos.
Juist omdat de vruchtjes zo kwetsbaar zijn, is een frambozenstruik in de tuin een dankbaar bezit. Verser dan rechtstreeks van de plant vind je ze nergens. Zo smaken ze misschien ook wel het lekkerst: elke dag een handje, mooi rijp en nog een beetje warm van de zon. Op het hoogtepunt van de oogst, toen de productie niet bij te eten was, maakte ik er een niet-zoete fruitige limonadesiroop van. Wie geen frambozenstruik in de tuin heeft staan, kan ook frambozen uit de diepvries gebruiken.