Kinga Bán was jarenlang het gezicht van de populaire band Sela. Vooral nadat ze in 2012 de diagnose had gekregen dat ze ongeneeslijk ziek was, groeide de zangeres uit tot een bekendheid in christelijk Nederland. Drie jaar geleden overleed ze op 37-jarige leeftijd, een man en drie kinderen achterlatend. Nu is er een biografie over haar.
Auteur Johan Bakker, die eerder het levensverhaal van de vroeggestorven Amerikaanse zangeres Eva Cassidy optekende, werpt zelf in het boek de vraag op of het mogelijk is om zo snel na iemands overlijden een objectieve biografie te schrijven. Juist omdat hij zich voornamelijk moest baseren op gesprekken met nabestaanden en vrienden –Bakker kende Kinga Bán niet persoonlijk– was hij bang „dat dit een gepolijst portret zonder barsten zou worden.” Maar Kinga’s man, Reinder IJmker, stond er helemaal achter dat het een eerlijk verhaal moest worden, waarin ook benoemd wordt waarin de zangeres minder goed was. En dus lezen we bijvoorbeeld dat Kinga helemaal niet cum laude afstudeerde aan het conservatorium, zoals Wikipedia eerder meldde; sterker: ze kwam vaak helemaal niet opdagen bij de lessen, heeft haar theorie nooit gedaan en haalde met moeite haar praktijkdeel – hoewel ze een 9 kreeg voor haar eindconcert. En zanger Frans Korpershoek, die bij Sela vaak met Kinga samen zong, vertelt eerlijk dat haar „talentvolle aanwezigheid” soms best intimiderend voor hem was, omdat de zangeres zo van het podium en van zingen hield „dat ze me weleens ruimte ontnam.”
Dat neemt niet weg dat Bakker uiteindelijk in 69 korte hoofdstukken een betrokken en warm portret van Kinga schetst, waarin hij haar helemaal in haar context plaats. Zo lezen we over haar ouders, die beiden in een domineesgezin in Hongarije opgroeiden, voor het communisme naar Nederland vluchtten en in IJsselmuiden terechtkwamen. Interessant is dat Kinga’s opa, Jozsef Bán sr., al in 1978 voor de stichting Hulp Oost-Europa (HOE) in Delft een lezing hield en daarbij volgens het verslag in het Reformatorisch Dagblad aan het eind ook als getrainde solist een Hongaarse psalm vertolkte. Het zingen zat in de familie.
Helder wordt ook dat Kinga als zangeres veel meer deed dan alleen zingen voor Sela. Ze was actief bij Psalmen voor Nu en de stichting Opwekking, zong in musicals en gospelkoren en beheerste vele stijlen: soul, gospel, jazz, noem maar op. Halverwege het boek vertelt Bakker hoe Kinga eind 2012 de boodschap krijgt dat ze kanker heeft – vanaf dat moment staat de biografie in het teken van de ziekte, en vooral van de manier waarop Kinga daar vanuit haar geloofsovertuiging mee omgaat. Het bekende lied ”Ik zal er zijn”, dat in deze periode ontstaat, is daar de beste illustratie van.
Voor wie niet vertrouwd is of moeite heeft met de wereld van opwekking, gospel en bandjes bevat dit boek ongetwijfeld vervreemdende elementen. Dat neemt niet weg dat het Bakker gelukt is een integer en eerlijk levensverhaal te schetsen van een zangeres die voor velen veel betekend heeft.
Kinga Bán. Een leven, Johan Bakker; uitg. Ark Media; 240 blz.; € 24,99