Voormalige slavenplantage op Bonaire kreeg christelijk karakter
Al vier generaties is de voormalige slavenplantage ”Rooi Lamoenchi” op het eiland Bonaire in het bezit van de familie Herrera. Julio Herrera was de laatste die er aloë verbouwde en geiten fokte. Na diens overlijden restaureerde dochter Ellen het vervallen landhuis en maakte een deel van de plantage toegankelijk voor het publiek. Na haar bekering kreeg het geheel een missionair karakter.
Ellen Herrera (70) woont in een monumentale stadsvilla in het oude hart van hoofdstad Kralendijk, waar ze ook opgroeide. Vandaar vertrekt ze een paar keer per week richting de ruige oostkust, dwars door het buitengebied van Bonaire, naar de familieplantage. Tot twee keer toe moet haar auto stoppen om een toegangshek te openen.
Eenmaal bij het landhuis steekt ze van wal over haar levenswerk. Haar Nederlands is vloeiend, met een licht Caribisch accent. „Dit is een oud woonhuis uit ongeveer 1890, mijn overgrootvader liet het bouwen. Het is qua stijl typisch Bonairiaans.” De inrichting is fraai, met veel oude familiefoto’s.
Ellen opent de ramen en vertelt verder: „Leveranciers kwamen tot de voorgalerij. Echt bezoek kwam hier in de woonkamer, een koelere ruimte onder het hoge zadeldak.”
Cactusbomen
Buiten, op onregelmatige ondergrond, loopt Ellen liever met een stok, omdat ze MS heeft. „Voorkomen is beter dan genezen.” Achter het huis staan kolossale cactusbomen, sommige in prachtige waaivormen. Ze wijst naar oude gietijzeren pannen en houten gereedschappen die her en der liggen.
Aangekomen bij een veld vol aloë vertelt ze over haar voorgeslacht. „In de tweede helft van de negentiende eeuw komt mijn overgrootvader José Altagracia Rosa Herrera voor vakantie vanuit de Dominicaanse Republiek naar Curaçao. Hij hoort in de hoofdstad Santo Domingo bij de blanke bovenlaag van Spaanse kolonisten. In Willemstad logeert hij bij een familie Vos, in een prachtig huis waar nu het bevolkingsregister is gehuisvest. Daar wordt hij verliefd op Johanna Reinita, de dochter des huizes. In 1877 trouwen ze, vertrekken naar Bonaire en krijgen vijf kinderen.”
Neutje
Niet lang geleden krijgt Ellen voor het eerst de overlijdensacte van haar overgrootvader onder ogen. Tot haar verrassing ziet ze de meisjesnaam van diens moeder: Aniset Tichelaar. „Dat moet een Nederlandse zijn geweest. Nu weet ik dat er ook wat Nederlands bloed door mijn aderen stroomt.”
Tot 1863 is Bonaire eigendom van de koloniale overheid op Curaçao. Na afschaffing van de slavernij –op 1 juli volgend jaar anderhalve eeuw geleden– komen er 651 gouvernementsslaven en 151 particuliere slaven vrij. De landbouwgronden lijden daarna verlies en gaan in de verkoop. „In 1890 koopt mijn overgrootvader plantage Rooi Lamoenchi. We vonden de fundering van een heel oud huisje, met scherven van meer dan tweehonderd jaar oud Maastrichts porselein, resten van drankflessen en jeneverkruiken. Er woonde blijkbaar een Nederlander die wel van een neutje hield.”
Verzetsman
Ellen wijst: „Kijk, de aloë groeide in rijen met een tussenruimte van één meter en droop na de oogst uit in die bakken. Vroeger werkten er veel oudere vrouwen op het land. Er was veel armoede.”
Graag maakt ze haar familieverhaal af. „Mijn vader Julio Herrera trouwde met Clara Pellegrim, een Bonairiaanse onderwijzeres. Voor mijn vader koester ik bewondering. Hij zat vanaf zijn dertiende in Oss op de kostschool, later bij fraters op de kweekschool in Den Bosch, nu pabo.”
Als gevolg van de Tweede Wereldoorlog bleef hij veel langer in Nederland dan de bedoeling was. „Hij nam zelfs actief deel aan het verzet – weet ik pas sinds kort.”
Na de oorlog werd Julio onderwijzer op zijn geboorte-eiland. Het management van de plantage deed hij ernaast. „Vader was ook politiek en sociaal heel actief, hij was zelfs waarnemend gezaghebber, zeg maar burgemeester, en waarnemend griffier bij het gerecht.”
Subsidie
Na de middelbare school in 1972 volgt Ellen in Tilburg de lerarenopleiding Nederlands. Als ze in 1975 in verband met Kerst naar huis gaat, leert ze in het vliegtuig haar eerste man, Hein Willems, kennen. In 1979 trouwen ze. Na terugkeer op Bonaire, waar ze lerares Nederlands wordt op de lokale scholengemeenschap, vraagt een vriendin: Waarom knap je het vervallen landhuis niet op? „Gelukkig was Hein handig. Ik heb er vanwege gebrek aan financiën uiteindelijk dertig jaar over gedaan.”
In 1992 wordt bij Ellen MS gediagnostiseerd. Na een lange periode van verpleging op Curaçao mag ze op Bonaire aansterken. „Ik kreeg bezoek van een medewerkster van Trans World Radio, TWR, dat vanuit Bonaire christelijke programma’s uitzendt naar de Amerika’s.” Niet zonder ontroering in haar stem: „Ze nam een Bijbel mee en opende mijn hart voor het Evangelie. Ik was al langer op zoek naar God, maar vond Hem zelf niet in de Rooms-Katholieke Kerk. Daar werden we niet met een eigen Bijbel grootgebracht. In de Bijbel vond ik antwoord op mijn vragen. Er kwam een soort vrede over me.”
Ze sluit zich daarna aan bij de door TWR opgerichte International Bible Church op Bonaire. „Die voelt voor mij nog steeds als een warm bad.”
Ontmoetingscentrum
Op 16 november 2001 richt Ellen een stichting op met de bedoeling de plantage als historisch-cultureel erfgoed te behouden. Op diezelfde dag geeft ze haar eerste rondleiding. „Met Gods hulp.”
Een aantal jaar geleden krijgt Rooi Lamoenchi subsidie van het Prins Bernhard Cultuurfonds voor onder meer een stuk omheining, het herstel van een slavenmuur van zeker tweehonderdvijftig jaar oud en reparatie aan bestaande oude wegen. „Ik zeg altijd maar zo: het voelt meer als een subsidie die ik van God heb gekregen om dit allemaal te kunnen doen.”
Het geloof speelt sinds haar bekering een belangrijke rol in het leven van Ellen Herrera. Op de plantage organiseert ze regelmatig bezinningsmomenten of vrouwenretraites onder een boom, in de schaduw. Ze droomt over een gebouw hiervoor. Samen met haar tweede man, Bob Cochrane, een Canadese voorganger die ze in haar kerkelijke gemeente leert kennen, werkt ze aan een plan voor een ontmoetingscentrum naast het landhuis. Als ze de middelen bij elkaar heeft, verrijst mooi in stijl naast het landhuis een multifunctioneel gebouw met de symbolische naam Heaven’s Foretaste (Hemelse Voorsmaak), compleet met keukentje en toilet. Ellen is er dankbaar voor. „Het staat nu ten dienste van alle christenen van Bonaire.” Er is regelmatig een gemeentedag, een gebedssamenkomst of een bezinningsmoment. Een voorbeeld: „Elk jaar houdt de Verenigde Protestantse Gemeente van Bonaire hier de startzondag.” Om de exploitatie rond te krijgen, verhuurt ze de ruimte aan andere belangstellenden, zoals jubilerende families. „Ook de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN) komt hier weleens voor een teambuildingevenement.”
Kruisen
Gaandeweg ontstaat, mede naar aanleiding van een bezoek van een groep lezers van het Nederlandse blad Eva, het idee om op de voormalige slavenplantage een route voor een gebedswandeling op te zetten. Er komt een wandelpad met zeven zitbankjes, waar „mensen in etappes kunnen bidden of mediteren.”
Bij het verste punt vanaf het landhuis aangekomen, wijst Ellen naar een groot kruis, vormgegeven uit stenen. „Mijn vader zei: „Hier, aangekomen op dit punt, moet iedereen weten –of zich herinneren– dat Jezus stierf voor onze zonden.”” Er staan drie houten kruisen. „Aan het kruis zei Jezus tegen de moordenaar naast hem, die tot geloof kwam: „Heden zult gij met Mij in het paradijs zijn.”” Ze wijst naar de grond en zegt: „Dit stenen kruis is van losse keien, opgedragen aan alle mensen die stierven voor hun geloof in Jezus Christus. Uit de Bijbel weten we dat Stefanus de eerste christelijke martelaar was: hij werd gestenigd. Dat is de symboliek.”
Ellen vertelt haar verhaal alsof het de eerste keer is. Verveelt het dan nooit? „Mijn vader zei altijd: „Wij zijn van het onderwijs, wij vertellen de dingen graag nogmaals.” Ik stem mijn verhaal natuurlijk ook af op de groep die ik voor me heb.”
De 70-jarige bracht twee echtgenoten naar het graf, haar beide ouders zijn overleden en twee jaar geleden stierf haar enige zus Stella. De dochters Eline en Nathalie wonen intussen met hun gezin in Canada. Straks gaat ze weer alleen naar haar grote huis in Kralendijk. Toch is ze niet eenzaam, zegt ze. „Ik heb God leren kennen, en de kerk voelt als familie. En ik heb mijn missie met Rooi Lamoenchi.”