FNV wil kortdurende WW verbeteren
Wie werkloos wordt, moet in ieder geval drie maanden lang een WW–uitkering van 70 procent van zijn laatstverdiende loon krijgen. Enige voorwaarde daarvoor is dat iemand een halfjaar heeft gewerkt. Naarmate mensen langer hebben gewerkt, komt iemand langer in aanmerking voor een uitkering van 70 procent van het laatstverdiende loon.
Dat wil de vakcentrale FNV voorstellen in de Sociaal Economische Raad. Die moet voor 1 april 2005 komen met een advies over alternatieven voor de bezuinigingen op de WW die het kabinet wil doorvoeren.
Nu moeten mensen vier jaar hebben gewerkt, voordat zij bij werkloosheid 70 procent van hun laatstverdiende salaris krijgen. Wie korter heeft gewerkt, krijgt nu zes maanden lang 70 procent van het minimumloon. Deze kortdurende WW wil het kabinet afschaffen. Ook wil het de toetredingsvoorwaarden tot de loongerelateerde WW aanscherpen.
Het kabinet laat het WW–advies van de SER ’zwaar wegen’, als het leidt tot een even grote reductie van het aantal WW’ers als de kabinetsplannen, zo hebben de sociale partners en het kabinet in november in het sociaal akkoord afgesproken. De FNV wil het aantal WW’ers vooral terugbrengen door te voorkomen dat mensen zonder baan komen te zitten en door werkgelegenheid te creëren. Dat betekent afspraken maken om mensen die hun baan kwijt raken te bemiddelen „van werk naar werk". Van dat traject kan ook scholing van de betrokkene deel uitmaken.
Wie toch werkloos raakt, moet wel in ieder geval een korte periode verzekerd zijn van een uitkering. „Mensen moeten niet meteen in de rats komen of zij hun huis wel kunnen betalen", aldus FNV–bestuurder T. Heerts. Hij denkt aan een periode van drie maanden. De FNV stelt voor de financiering van deze kortdurende WW volledig bij de sectoren te leggen. Sectoren waar veel (kortdurende) werkloosheid voorkomt, betalen meer premie dan andere.