CBS: Onbenut arbeidspotentieel het grootst in Groningen
Het onbenut arbeidspotentieel in de bevolkingsgroep van 15 tot 75 jaar was vorig jaar met 11,6 procent het grootst in de provincie Groningen, gevolgd door Noord-Holland met 11,1 procent.
Dat meldde het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) maandag op basis van nieuwe cijfers over het onbenut arbeidspotentieel, dat onder meer bestaat uit werklozen en onderbenutte deeltijdwerkers die meer uren zouden kunnen werken.
Ook in Zuid-Holland, Flevoland en Friesland was het onbenut arbeidspotentieel groter dan gemiddeld. In Amsterdam en de provinciehoofdsteden is het onbenut arbeidspotentieel volgens het CBS doorgaans groter dan in het omliggende gebied. Zeeland en Noord-Brabant hadden met 8,5 procent het minst onbenut arbeidspotentieel.
Op gemeenteniveau was het percentage onbenut arbeidspotentieel het hoogst in de stad Groningen, gevolgd door Delft, Wageningen en Amsterdam. Gemeenten met het kleinste onbenut arbeidspotentieel zijn Reusel-De Mierden en Hilvarenbeek.
In 2021 maakte 11,3 procent van de vrouwen deel uit van het onbenut arbeidspotentieel. Van alle mannen behoort 8,8 procent tot het onbenut arbeidspotentieel. Het grotere onbenut arbeidspotentieel bij vrouwen, die relatief vaak in deeltijd werken, is volgens het CBS vooral toe te schrijven aan het grotere aandeel onderbenutte deeltijdwerkers. Bij mannen was dit landelijk 3,1 procent en bij vrouwen 5,4 procent.
Veel sectoren kampen met personeelstekorten door het sterke herstel uit de coronacrisis. Vooral de bedrijven die tijdens de coronapandemie medewerkers moesten ontslaan hebben moeite om personeel te vinden. De huidige krapte op de arbeidsmarkt is ook goed te merken in de werkloosheidcijfers. Het CBS meldde eerder al dat de werkloosheid in april verder is afgenomen tot 3,2 procent van de beroepsbevolking. Dat is het laagste percentage sinds het begin van de maandelijkse metingen in 2003.
Nieuwe functies
Door technologische ontwikkelingen zullen de komende jaren veel nieuwe functies ontstaan, maar ook oude functies zullen verdwijnen. Zeker drie op de tien werkgevers gaan uit van het ontstaan van nieuwe banen in de komende vijf jaar. Een op de tien rekent erop dat er functies verdwijnen. Dat komt naar voren uit werkgeversonderzoek van uitkeringsinstantie UWV onder 3000 werkgevers.
Volgens het UWV is het belangrijk dat werknemers zich blijven ontwikkelen om in te kunnen spelen op de veranderingen. Ook werkgevers moeten zich daar bewust van zijn. Zo denkt zo’n 30 procent van de ondernemers dat bestaande functies door ontwikkelingen als digitalisering, automatisering en robotisering zullen veranderen.
De gedachte over het ontstaan van nieuwe banen leeft vooral bij grotere werkgevers. Een krappe meerderheid van hen (51 procent) denkt dat technologische ontwikkelingen tot nieuwe banen zullen leiden. Bij kleine en middelgrote ondernemers is dat respectievelijk 29 en 36 procent. Vooral in de de sector informatie en communicatie gaat men relatief vaak uit van nieuwe functies. Ook in het openbaar bestuur en de industrie komt die gedachte vaker dan gemiddeld voor.
In het onderwijs, de gezondheidszorg en de bouw rekenen ze er het minst vaak op dat er door technologisch vernuft banen zullen verdwijnen, maar wel dat het werk mogelijk iets anders wordt. In het onderwijs merkten ze onlangs nog dat de digitalisering een vlucht heeft genomen met digitaal lesmateriaal en lesgeven op afstand. De ontwikkeling werd versneld door het thuisonderwijs in coronatijd.