Pinksteren: Bedroef de Heilige Geest niet
Efeze 4:30
„En bedroeft de Heiligen Geest Gods niet, door Welken gij verzegeld zijt tot den dag der verlossing.”
Lees de tekst: „Bedroeft de Heilige Geest Gods niet, door Welken gij verzegeld zijt tot de dag der verlossing.” En nogmaals in het eerste hoofdstuk van hetzelfde boek, het dertiende vers: „In Welken ook gij zijt, nadat gij het woord der waarheid, namelijk het Evangelie uwer zaligheid, gehoord hebt; in Welken gij ook, nadat gij geloofd hebt, zijt verzegeld geworden met de Heilige Geest der belofte.”
U weet, mijn geliefden, dat het gevolg van iemands gewoonten op anderen is, dat het levenspatroon vaak wordt overgenomen van hen bij wie wij wonen. Het bestaat niet dat u zich in het gezelschap van een gelovige bevindt zonder dat hij indruk op u maakt. Hoeveel meer indruk maakt de Geest echter; het is als het merkteken dat door het zegel op de was wordt gedrukt, dat tot de dag der verlossing zal gelden en niet verbroken kan worden als wij verzegeld zijn met de Heilige Geest der belofte.
Ver van God
Welnu, geliefden, laat ik u eens vragen: Kent u iets van deze Vriend? De wereld kan Hem niet ontvangen; als u van deze wereld bent, kunt u Hem ook niet ontvangen. Kent u er iets van dat de Geest met onuitsprekelijke zuchtingen in u zucht? Niets? Dan bent u ver van God, lieve vrienden! „De wereld kan Hem niet ontvangen en kent Hem niet.”
Hoe voelt u zich bij deze vraag? Wat! Vindt u het dwaasheid? „Maar de natuurlijke mens begrijpt niet de dingen die des Geestes Gods zijn; want zij zijn hem dwaasheid, en hij kan ze niet verstaan, omdat zij geestelijk onderscheiden worden” (1 Kor. 2:14). Als u zich niet bekommert om deze zaken, is de reden daarvan dat u een vriend van de wereld bent en met de wereld zult verloren gaan.
Zonde
Op wat voor manieren kan de Geest bedroefd worden? Toen Christus op aarde was, lezen wij dat Hij op zekere gelegenheid de Farizeeën rondom aanzag, bedroefd zijnde over de hardheid van hun hart. Welnu, wat Jezus toen voelde, voelt de Heilige Geest bij het zien van de zonde. We lezen dat Petrus weende toen Christus hem aankeek. Wij lezen niet hoe Hij hem aankeek, maar ongetwijfeld met veel droefheid. Ongetwijfeld was daaruit te lezen: „Heb Ik dit verdiend, Petrus? Heb Ik verdiend dat u zo handelt? Ben Ik een vijand voor u geweest, Petrus? Heb Ik u ooit beledigd, Petrus?” Dit was ongetwijfeld uit Christus’ ogen af te lezen.
Maar laat ik manieren noemen waarop de Geest bedroefd kan worden:
Door het werk van de Geest in de plaats van Christus te stellen. Het ambt van de Geest is om het werk van Christus te verheerlijken. „Die zal Mij verheerlijken; want Hij zal het uit het Mijne nemen, en zal het u verkondigen. Al wat de Vader heeft, is Mijn; daarom heb Ik gezegd, dat Hij het uit het Mijne zal nemen, en u verkondigen” (Johannes 16:14, 15). Dit is het ambt van de Geest. Hij schept er geen behagen in om Zichzelf, maar om Christus te verkondigen. Toen er drieduizend bekeerd werden op de dag van het Pinksterfeest, was het de Geest Die dat bewerkte; Hij toonde hun de Goddelijke uitnemendheid van het werk van Christus. En waarom doet Hij dat? Omdat het God in de hoogste hemelen de eer en vrede op aarde geeft, en Hij in de mensen een welbehagen heeft. Maar soms laat een gelovige zijn blik van het werk van Christus afglijden naar het werk van de Geest in hem, en hij begint daarop te rusten als de grond van zijn vrede. Welnu, dit bedroeft de Geest. Als Hij een zelfzuchtige Geest was, zou Hij Zich hierover verblijden; maar Hij is geen zelfzuchtige Geest, en daarom bedroeft Hem niets meer dan dit. „Bedroeft de Heilige Geest Gods niet, door Welken gij verzegeld zijt tot de dag der verlossing.”
Als u niet geheel op Hem leunt; als u niet al uw heiligheid aan Hem ontleent. Het voorname werk des Geestes in u is om u te heiligen. „Uw Geest is goed, leidt mij in het land der oprechtheid.” God belooft in Ezechiël: „En ik zal Mijn Geest geven in het binnenste van u; en Ik zal maken dat gij in Mijn inzettingen zult wandelen, en Mijn rechten zult bewaren en doen” (Ezechiël 36:27). Welnu, zolang u op de Geest leunt om heiligheid, bent u Zijn en is Hij uw vriend; maar zodra u niet meer op Hem leunt, bedroeft u Hem.
Robert Murray M’Cheyne (1813-1843), predikant te Dundee (Schotland)
(”De Ark der behoudenis”, uitg. Den Hertog)