Niet altijd hoera bij weinig faillissementen
Toen corona uitbrak en het kabinet een lockdown afkondigde, bestond de vrees voor een golf aan faillissementen. De overheid schoot echter ruimhartig te hulp. Tientallen miljarden euro’s stelde zij beschikbaar voor het uitkeren van de lonen (NOW-regeling), het betalen van de vaste lasten (TVL) en voor steunpakketten voor bepaalde sectoren.
Verder bood zij uitstel van belastingafdracht aan. Op die manier werden veel bedrijven die getroffen waren door forse omzetverliezen, behoedt voor de ondergang; de bijbehorende arbeidsplaatsen eveneens.
Deze ongekende, grootschalige reddingsoperatie met gemeenschapsgeld viel goed te verdedigen. Een pandemie laat zich immers moeilijk scharen onder het normale ondernemersrisico en de samenleving is er niet bij gebaat als opeens massaal productie en diensten verdwijnen.
Twee maanden geleden eindigden de financiële vergoedingen. Nog steeds blijft een duidelijke toename van het aantal faillissementen uit. Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) rapporteerde over april zelfs het laagste niveau sinds het in 1981 met de telling begon. Wel zijn er steeds meer bedrijven die ervoor kiezen te stoppen. Dat vertekent wellicht het beeld. Zij zien misschien het bankroet naderen en geven er de voorkeur aan de eer aan zichzelf te houden.
Inmiddels hebben zich nieuwe bedreigingen aangediend. De ontspoorde inflatie, de dure energie en verdere verstoringen als gevolg van de oorlog in Oekraïne confronteren ondernemingen met hoge kosten, die ze niet altijd kunnen doorberekenen. De burger wordt eveneens hard geraakt. Moet Den Haag opnieuw de portemonnee trekken? Uiteindelijk is dat een afweging van de politiek, maar het houdt natuurlijk een keer op. Of willen we een maatschappij waarin de staat elk risico afdekt, elke tegenslag compenseert, elk probleem oplost en –een verkeerde prikkel– mensen het niet zo nauw hoeven te nemen met hun eigen verantwoordelijkheid?
Het gevaar van generieke steun zoals in coronatijd is dat bedrijven die niet meer rendabel zijn, ook wel aangeduid als zombies, kunstmatig in leven worden gehouden. Dat doet een economie geen goed, die valt daardoor stil. De Oostenrijkse econoom Schumpeter (1883-1950) maakte met die analyse furore. Hij hamerde op het belang van wat hij noemde creatieve destructie: ondernemingen die niet innoveren moeten wijken voor starters met nieuwe ideeën. Zo’n dynamiek draagt bij tot een hogere productiviteit, tot vooruitgang en groeiende welvaart. Bij een krappe arbeidsmarkt als nu vinden de ontslagen werknemers vlotjes elders een baan. Gezonde bedrijven die zitten te springen om personeel, lukt het in die situatie gemakkelijker om mensen aan te trekken.
Het blijft een lastige boodschap. Het zal je maar treffen. Als ondernemer moet je er niet aan denken dat je zaak failliet gaat. Dat kan veel stress veroorzaken en grote financiële gevolgen hebben. Voor een werknemer geldt hetzelfde. Die wil uiteraard niet te horen krijgen dat hij moet vertrekken.
Bezien vanuit macroniveau ligt het wat anders. Dan geldt: faillissementen horen er gewoon bij. Niet schrikken dus als het aantal –en dat zou best eens kunnen de komende maanden– toeneemt. Dat is voor een economie niet altijd een teken van zwakte, er zit ook een positieve kant aan.