Schijn en zijn
Psalm 40:9
„Ik heb lust, o mijn God, om Uw welbehagen te doen; en Uw wet is in het midden mijns ingewands.”
De zonde is een houten venster, om de ware vermaking van de geest uit te schudden. Hoewel een goddeloos mens vermaak heeft in het Woord, nochtans heeft hij ook vermaak in het zondigen tegen het Woord. Hoewel Herodes Johannes gaarne hoorde, nochtans beminde en bewaarde hij zijn Herodias. Hoewel de Israëlieten een lust hadden om Gods wegen te kennen, nochtans hadden zij geen vermaak om in Zijn wegen te wandelen. Zij waren als een volk dat gerechtigheid deed. Hij zegt niet dat zij inderdaad zodanig waren, maar schijn: „Als een volk dat gerechtigheid deed.” Hoewel zij lust hadden tot God te naderen, nochtans hadden zij geen vermaak om God te gehoorzamen, tot Wie zij naderden. Zij hadden zowel lust en vermaak in het zondigen tegen God, als in het dienen van God (Jesaja 58:2). Het was geen zonde-uitsluitend vermaak, en daarom was het vals en nagemaakt. De vermaking van de vromen is een aanwassende genade. Hoe meer de heiligen zich vermaken in Gods Woord, hoe zorgvuldiger zij zullen zijn om de wil van God te gehoorzamen, te wassen en toe te nemen in de genade van God. Daarom zegt David: „Mijn ziel onderhoudt Uw getuigenissen en ik heb die zeer lief” (Psalm 119:167). Evenzo: „Ik heb lust, o mijn God, om Uw welbehagen te doen; en Uw wet is in het midden mijns ingewands” (Psalm 40:9).
Edmund Calamy, predikant te Londen
(”De ark van de vromen”, 1658)