„Vluchtelingen in je huis is niet niks”
Bram en Riet van der Horst uit Kampen blikken met gemengde gevoelens terug op de maand dat er Oekraïense vluchtelingen in hun huis zaten. „Toen ze weg waren, ervoer ik dat ik mijn huis weer terugkreeg.”
„We zeiden tegen elkaar: we moeten ons huis openstellen”, vertelt Bram (67). „Het is groot en we wonen er met z’n tweeën, dus er is ruimte genoeg. Bovendien is het onze christenplicht om mensen te helpen.”
Zodoende komt op 20 maart een oma van 57 jaar met 4 kleinkinderen van 17, 16, 14 en 10 jaar aan in huize Van der Horst. „De mensen die de opvang coördineerden, gaven aan dat het pittig zou worden om deze mensen op te vangen”, zegt Riet (64). „De moeder is jaren geleden weggelopen uit haar gezin en de vader zit nog in Oekraïne.”
In eerste instantie zijn de Kampenaren te spreken over hun gasten. Als Bram de eerste dag op de kamer van de meiden gaat kijken of ze zich vermaken, ziet hij dat ze in hun Bijbel lezen. „Welke tiener doet dat als hij zich verveelt?” In de beginperiode zitten de Oekraïners veel op hun kamer. Riet vindt het best. „Ze hadden veel ruimte, dus ze konden daar prima hun tijd doorbrengen.”
De tieners hebben de hele zolder voor zichzelf en kunnen gebruik maken van een eigen badkamer, legt Bram uit. „Oma sliep op de eerste verdieping omdat traplopen soms moeilijk voor haar was.”
Maar de communicatie is lastig. Bram: „Het vijftal bij ons in huis kon alleen maar Oekraïens praten. Daardoor waren we volledig afhankelijk van de vertaalapp. Maar wij wisten niet of die alles wel correct aan onze gasten doorgaf.” Riet: „Het meisje van 17 vroeg op een gegeven moment om een robot om te aaien. Uiteindelijk bleek dat ze een strijkbout wilde.” Ook voor duidelijk maken van huisregels en Nederlandse gewoonten gebruikt het echtpaar de app. „We wilden er niet een gewichtig moment van maken om hen te vertellen over de gang van zaken in ons huis”, zegt Riet. „Daarom hebben we ons beperkt. Hygiëne vind ik heel belangrijk, dus ik heb er op gehamerd dat ze hun handen zouden wassen na toiletbezoek en voor het eten.”
Als de vijf binnenkomen in huize Van der Horst, hebben ze geen van allen een telefoon. Om het wederzijdse contact soepeler te laten verlopen, regelt Bram mobieltjes voor de Oekraïners. Dat is het begin van een reeks aan ergernissen, vertelt Riet. „Toen zaten de tieners niet meer op hun kamer, maar een groot gedeelte van de dag bij ons beneden. Ze keken filmpjes met het geluid aan. Een van de meiden gaf ik toen oordopjes, maar als de ander op haar telefoon zat, kon nog steeds iedereen meegenieten.”
Maar dat is niet het enige. Bram: „Ze plamuurden hun brood bijna met boter, zo dik was de laag die ze op hun brood smeerden. Vervolgens deden ze daar dan soms kaas én honing én worst op. Wij zijn dat niet gewend.”
Het echtpaar Van der Horst raadt niet zonder meer iedereen aan vluchtelingen in huis op te nemen. „Het ligt eraan hoeveel het er zijn”, vindt Riet. „In een apart huis op ons erf of in een garage zou ik het zo doen”, vult Bram aan. „In je huis is het niet niks.”
De Oekraïners zijn na een maand vertrokken naar een containerwoning in Grafhorst. Bram: „Ze stonden bovenaan de lijst voor meer permanente bewoning. Toen ze weg waren, ervoer ik dat ik mijn huis weer terugkreeg.”